LAND
IN EIGENDOM
Behalve grond voor eigen gebruik hadden meiers vaak als spaarpot ook de blote eigendom van stukken land, die bij collega’s in gebruik waren. Een recent opgedolven voorbeeld:
“De grote landbouwers waren zeker niet onvermogend; sommigen van hen bezaten zelfs eigendommen van stukken land. Zo verkochten Anna Ennes, weduwe Pieter Allerts, te Schilligeham en de echtparen Cornelis Luitjes en Mense Ennes te Leens, Roelef Cornelis en Nannie Ennes op de Ruigewaard onder Grijpskerk, en Gerrit Jacobs en Klaaske Ennes te Winsum, als erfgenamen van Enne Heeres te Schilligeham, in 1657 de eigendom van 3 1/3 juk in een boerderij in Kloosterburen. Deze verkoop illustreert tevens de actieradius van de bevolking. De dochters van Enne Heeres waren behalve in Winsum, in Leens en zelfs in Grijpskerk terechtgekomen.” (GrA, H.A. Farmsum inv nr 738-1) (uit Winsum 1057-2007 pagina 193).
Enne Heeres zou een broer kunnen zijn van Pieter Heeres,
die met Anje Clasen in
Anna en Pieter Allerts komen in 1641 voor op Spanheim 115.1, dat is de voor die tijd zeer grote [131 gras] mtddelste boerderij ten oosten van het gehucht Schilligeham [in 1832 bekend als OAT 197]. Door de akte wordt zij van het patroniem Ennes voorzien. Als voorgangers en eerste vermelding heeft Spanheim Johannes Luurts en Dedde, die in 1632 gebruikers moeten zijn geweest. Voor 1632 moet Dedde dus met Enne Heeres getrouwd zijn geweest, die dan in 1632 reeds was overleden. Zij woonden niet noodzakelijk op dezelfde boerderij als Dedde later met haar tweede man. Wel wordt Enne in de verkoopacte van Schilligeham genoemd. Na zijn dood is de blote eigendom van 3 1/3 juck in Kloosterburen blijkbaar tot 1657 onverdeeld gebleven.
Alleen al om de 4 dochters [allen voorkomend in Spanheim zonder patroniem, een euvel dat hier is verholpen] en hun echtgenoten is deze akte een gouden vondst, die de relaties tussen vele boerenfamilies blootlegt. Bovendien geeft de juridische aard van de transactie een redelijke zekerheid, dat alle in 1657 levende afstammelingen [voorzover met hun niet eerder is gescheiden en gedeeld, hier voor 3 juck, niet erg waarschijnlijk] van Enne zijn opgenomen.
Als illustratie van de omvang van de blote eigendommen van grote landbouwers zou ik eerder grijpen naar een akte, die OG [zonder bron, p. 55] vermeld. We zitten dan iets later, als in 1727 een deel van de boedel van Joost Claesen, een invloedrijk man in Maarhuizen, wordt verdeeld.
Naast
provinciemeier op wat nu Enne Jans Heerd heet, was Joost Claesen ook
landeigenaar, zoals blijkt uit de akte van 1 mei 1727, waarin zijn kinderen
Martjen, Jantien en Gerrit [een deel van?] dit landbezit grotendeels scheiden.
[zie OG II 2 3 slot] Van de bijna 100
grasen of jucken wordt 17 gras op de Ruigewaard gemeenschappelijk gehouden. De
gescheiden percelen varieren in grootte van 1 tot 24 juck op diverse locaties
tussen Usquert, Ranum en Mensingeweer. Er zijn echter ook 20 gras te Niehove
[gemeente Oldehove]. Al deze stukken vrij land zijn bij diverse landbouwers als
beklemde meiers in gebruik.
Behalve
deze 3 kinderen had Joost ook nog Symen. Aldert en Aaltje, met wie mogelijk al
eerder was gescheiden. Het totale bezit aan land in bloot eigendom zou dan
ongeveer 200 gras geweest kunnen zijn. Wanneer en hoe deze percelen door de
familie zijn verkregen is nog niet duidelijk.