4Nog steeds in bewerking. Laatste update 23 december 2012.

 

Tekst en afbeeldingen © D J van Ham, tenzij een andere bron is vermeld.

Bronnen konden niet altijd worden achterhaald. Wie zijn geesteskind vindt, wordt verzocht dit te melden aan djvanham@xs4all.nl. waarna correcte vermelding zal plaatsvinden.

DIJKRECHT SCHILLIGEHAM

 

Een overzicht van het gebied:

 

Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: DSC00508

Detail van Topografische Kaart #62, 1905. In het midden het gehucht. Van de middelste boerderij ten oosten daarvan is dan al niet veel meer over.

 

 

Schilligeham

Het gehucht Schilligeham [gemeente Winsum] is gelegen even westelijk van de dorpskern daarvan. In het gehucht stonden 3 boerderijen tamelijk dicht bij elkaar.

 

Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Schillingeham

Minuutplan, 1832. Detail van blad F1.

 

Ook de 3 vrijstaande boerderijen tussen het gehucht en Winsum worden wel als Schilligeham aangeduid. In het gebied ligt verder nog ten Westen van het gehucht de boerderij Dorreven. Merkwaardig genoeg wordt hieraan wel de plaatsaanduiding Maarhuizen gegeven [zie bijvoorbeeld de kaart van Winsum in de Gemeente-Atlas van Kuyper uit 1867], mogelijk omdat het oorspronkelijk tot dat kerspel behoorde.

Het gebied van deze 8 boerderijen vormt een natuurlijke eenheid binnen de volgende begrenzingen: in het Noorden het Winsummerdiep, het oosten het naar het Zuiden afbuigende deel van het Zijldiep, uitkomend bij het oude Winsummerzijl in de Oude Reit, die verdergaand afbuigt  tot Zuidgrens, overgaat in het Reitdiep, dat weer afbuigend ook de Westgrens vormt, om bij Schaphalsterzijl weer het Winsummerdiep te bereiken.

De toestand wordt wel verhelderd door een détail uit kaart IV van Kooper:

 

Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Hunzestroom

Kooper, 1939. Detail van kaart IV.

 

Eigenlijk tekent Kooper hier een aantal oude situaties over elkaar. Van g naar e en naar beide kanten verder loopt het Reitdiep in ruime meanders tussen de oude dijken in een ruim stroomvlak. Bedacht moet worden, dat het Reitdiep verder naar links tot 1877 in open verbinding stond met de Lauwerszee, en er zo dus een vrij aanzienlijke getijdenwerking moet zijn geweest. Behalve deze verbinding liep in oude tijden bovendien vanaf e een tak naar het Noorden tot in de Waddenzee, op dit kaartje aangeduid met Hunze. In die tijd lag de Marne [op de kaart vanaf de aanduiding [War]fhuizen west- en Noordwaarts]  dus als een eiland tussen beide Hunze-takken.

Duidelijk is zo te zien, dat het hele gebied aan de Oostoever van de Hunze [met daarin de namen Mensingeweer, Maarslacht, Luttekehuizen en Schilligeham] in feite een vroege rivierbedijking is van de Hunze. Mogelijk werd hieraan nog gewerkt in 1371, toen in de bepalingen van het Schouwerzijlvest een speciale bepaling met betrekking tot het voorwerk Hammen [Schilligheham] werd opgenomen [zie Kooper akte C6].

De vroegste vermelding van de naam Schilligeham is in een oorkonde in 950, waarin de Duitse koning Otto I gronden schenkt aan het klooster in Pöhlde [Harz]. Vandaar moeten deze dan bij de oprichting als bruidsschat aan het klooster van Aduard zijn meegegeven.

Het land in het horizontaal gestreepte gebied bij de plaatsaanduiding Maarhuizen is ouder, de kerk in Maarhuizen werd immers in 1211 gesticht.

De eenheid bleef bestaan tot in 1459 het Winsummerdiep werd gegraven [bij f de dijk kruisend, waar het Schaphalsterzijl werd aangelegd]. Wel werd over het Winsummerdiep een brug aangelegd, die de orientatie van Schilligeham op Maarhuizen in stand hield. Pas toen deze, mogelijk in 1759, verdween was Schilligeham gedwongen zich op Winsum te orienteren.

Het Winsummerzijl bij g is mogelijk een modernisering van een vroegere situatie, toen een ruime boog ten Westen van dat zijl naar een oudere uitlaatplaats leidde [zie ook Dijkema [1851] p. 235, die verwijst naar een akte uit 1323 “in welk jaar deze zijl moet gelegd zijn”]. Dit oude tracée is nog duidelijk terug te vinden in de vorm van de kadastrale percelen Winsum F102 en F103 van boerderij F 109 en aangrenzende percelen. Voor een verdere beschrijving zie het zeer oude diepje .

Het Winsummerzijl bij g werd definitief overbodig nadat het Reitdiep in 1629 werd rechtgetrokken, en vervolgens in 1640 de ruime bocht waarop het oude zijl uitkwam werd afgedamd. Ter vervanging werd toen bij het Schaphalster- een tweede zijl geplaatst. Op de kaart is deze rechttrekking het stuk, dat aan de onderkant van de kaart leidt naar de A van Alinghuizen.

Door deze afdamming werden ook de 37 gras buitendijks land van boerderij F109, die Spanheim nog in 1632 vermeldt, vanaf 1640 binnendijks.

Pas daarna werd de toestand van het afgescheiden land geformaliseerd in een afzonderlijk Dijkrecht. Uit de overeenkomst van 21 dec. 1643 in het oudste administratieboek blijkt dat de dijk van Schilligeham toen gemeen is gemaakt, zodat het onderhoud gras gras-gelijk op de gezamenlijke landen van de provinciemeiers kwam te liggen; de negen, sinds 1705 tien, meiers wezen twee uit hun midden als dijkrechters aan. Samen met de eigenaar van het huis Bellingeweer, die zich vanaf dec. 1659 schepper van het dijkrecht mocht noemen, voerden zij de schouw en verrichtten zij andere noodzakelijke werkzaamheden. De meest westelijke punt van het gebied van het dijkrecht behoorde tot het kerspel Maarhuizen; de onderhoudsplichtige van de Maarhuisterdijk hebben zich in 1648 formeel bij het dijkrecht aangesloten. De ingezetenen van Schilligeham en Maarhuizen hebben de schouw over pompen en tochten in 1649 eveneens gezamenlijk aan het dijkrecht (of zijlvest) opgedragen. Het dijkrecht is in 1856 in het waterschap Hunsingo opgenomen.

Twee dijkboeken met besluiten van dit Zijlvest bevinden zich in het archief van het Noorderzijlvest te Groningen. Afzonderlijk wordt daar nog bewaard de overeenkomst waarin Jacob Jans in 1705 tot het Zijlvest toetreedt.

 

Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Reitdiep

Eigen foto 2006 van het projektbord bij de Zijlen.

 

Op bovenstaande foto is centraal het vernieuwde Schaphalster- en Winsummerzijl te zien. Daarachter in fraaie wijde bochten het Reitdiep. Rechtsboven ziet men nog juist de uitmonding daarin van het water dat naar het Schouwerzijl leidt. Dit is dus de plek, waar lang geleden een Hunzetak naar het Noorden liep om uiteindelijk in de Waddenzee uit te monden. Hier is dus in de loop der tijd een Zuid-Noord stroomrichting omgedraaid naar Noord-Zuid. De achtergrond hiervan is, dat door de aanslibbing van de kwelders in het Noorden van de Marne en het Halfambt daar hoogten werden bereikt die aanzienlijk [tot 200 cm] hoger waren dan bij Schouwerzijl. Dit proces moet zich over enige eeuwen hebben uitgestrekt. Tot 1521 was er nog een restant van de noordelijke afwatering door de Westernielandstermaar vervolgens bij Hiddingezijl de oude dijk kruisende. Dit zijl is in dat jaar afgedamd [zie ook Halfambt p. 74].

Schilligeham is door Jan Heidema [directeur Rijks Middelbare Landbouwschool te Groningen 1893-1935] “het beste hoekje groenland ter wereld “ genoemd. Zie Winsums Verleden [1957] p. 235.

 

Dorreven

Winsum F44 cs

De meest westelijke boerderij behoort vanouds tot de landerijen Onsta [zie Geschiedenis], kerspel Maarhuizen. en het gehucht Schilligeham is voormalig voorwerk van het klooster in Aduard en daarna kerspel Winsum. Maar door de ligging en mandelige dijken behoort Dorreven wel tot het Dijkrecht Schilligeham.

 

Dorreven. Dank voor deze fraaie afbeelding aan Cor Enter.

 

Dit is de ouderlijke boerderij van de familie Vennema, gelegen 750 m westelijk van Schilligeham. De ontsluiting is echter vanuit het westen, waar een weg loopt naar de brug over het Winsummerdiep te Schaphalsterzijl. Indien genoemd, is de naam van de boerderij steeds Dorreven. Voor de locatie komt op de Gemeente-Atlas in 1867 de naam Maarhuizen voor. Dit herinnert eraan, dat voor het graven van het Winschoterdiep in 1459 het gebied direct aansloot bij het iets noordelijker gelegen Maarhuizen bij Ranum. In de genealogische literatuur komt naast deze naam echter ook als locatie de aanduiding Schilligeham of Schaphalsterzijl voor. Door de familierelaties kan worden vastgesteld, dat het steeds gaat om dezelfde boerderij genaamd Dorreven.

De omliggende landerijen waren afkomstig uit het bezit van het klooster in Aduard, en zijn daarom na de Reductie als provincie-eigendom opgenomen in Spanheim. Dorreven is het aanvankelijk onbehuisde zuidelijke deel van de Lutkehuisterheerd, tot even voor 1576 bezit van de familie Onsta [zie verder De Jong in Winshem 2002], en komt in Spanheim daarom niet voor.

In 1630 werden deze onbehuisde landen gerechtelijk verkocht en zullen dezelfde zijn als de 80 gras waarvoor op 21 december 1643 Gerret Jansen de oprichtingsakte van het dijkrecht Schilligeham tekent. Gerret was provinciemeier op Wierdaheerd [Halfambt 216]. Op de presentielijst van de jaarlijkse vergadering van het Zijlvest van 1654 staat Jan Ubbes [bij Halfambt 216 als Jan Obbens vermeld], de schoonzoon van Gerret, en in 1675 de zoon Ubbe Jansen.

Vermoedelijk al voor 1800 wordt daaraan het land van Spanheim 115.3b, ruim 40 gras, toegevoegd.

 

Bij de eerste kadastrale inmeting in 1832 werd aan de boerderij het kenmerk F44 gegeven. Dit stond op naam van Freerk Jacobs Vennema [1761-1831] evenals de percelen F25-34, F39-66, F66, F120, F122, F139-40 en F142, tesamen ruim 54 hectare. In later jaren is daar door aankoop nog ruim 9 hectare aan toegevoegd.

Freerk was een zoon van Jacob Remges [1728-1784, zie Grafschriften Winsum 32] en Menstje Freerks [1735-1768, zie Grafschriften Winsum 25]. Jacob hertrouwde met Antie Roelfs, die na zijn overlijden zelf hertrouwde met de buurman van F96 Barteld Hopma. Freerk was een kleinzoon van Remge Jans [*1687] en Jantien Luytiens. Daarvoor woonden op de boerderij Jan Remts en Eltje Jacobs [*1658], de ouders van Remge. Eltje was een dochter van Jacob Jansen [zie boerderij Winsum F109].

Jan en Eltje trouwden op 17 november 1678. Vermoedelijk kochten zij de onbehuisde landen van de bewoners van Halfambt 216 en bouwden er een boerderij. Zo waren zij mogelijk de eerste bewoners.

 

Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: 2achterdeursmal

Winshem 1997-2

 

Freerk was gehuwd met Henderica Wiersema [1764-1846], die na zijn overlijden in 1831 als weduwe de boerderij bewoonde. In de achtergevel van de schuur, gebouwd in 1797, waren boven een van de deuren de initialen FJ (Freerk Jakobs) en HW (Hendrika Wiersema) aangebracht. Ook het jaartal 1797 kon men daar aantreffen (zie foto). Waarschijnlijk verving deze boerderij een behuizing van de eerdere bewoners.

Hun oudste zoon Jacob Freerks Vennema [1787-1826] vestigde zich met zijn vrouw Attje Doornbosch [1788-1823] na hun huwelijk in 1812 op Wadwerd in Usquert [zie voor deze boerderij Hogeland 89]. Beiden waren zo reeds overleden toen Freerk in 1831 stierf. Verder had Freerk 3 dochters en een jongste zoon Hindrik Freerks Vennema [1805-1869]. Deze trouwde in 1840 met de dochter van de predikant te Winsum Margrietha Johanna van der Tuuk [1799-1854].

Het is zeer wel mogelijk, dat Hindrik zijn moeder na het overlijden van zijn vader in 1831 heeft bijgestaan in de leiding van het landbouwbedrijf op Dorreven.

Margrietha was bij haar huwelijk 41 jaar oud, en zij en Hindrik kregen slechts een kind, een dochter. Mogelijk speelt dit gebrek aan opvolging een rol bij de blijkbare beslissing Dorreven te verkopen. Daar en op Wadwerd komen in latere jaren geen Vennemas meer voor.

Kopers worden in 1845 Willem Aaldriks Hoeksema [1800-1865] en Jetske Pieters Martini [1813-1879], achternicht van Freek Jacobs Vennema. Zij was een dochter van Pieter Pieters Martini, broodbakker te Winsum, en Elisabeth Klasen Reinders, kleindochter [moederszijde] van Klaas Geerts, lb. in Klein Garnwerd op de plaats van zijn vader de vee enter, en Jantjen Eylkes, dochter van Eylke Freerks, lb. op de boerderij bij het kerkhof in Maarhuizen. Stijntje Geerts, zus van Klaas, was getrouwd met Remge Jacobs Vennema, lb. op Syboltsheerd in Maarhuizen, broer van Freerk Jacobs Vennema.

Willem Aaldriks Hoeksema was eerder getrouwd met Antje Hindriks Stooksel [1797-1831], waarvan de dochter Jantje Willems Hoeksema [1829-1894] in 1851 trouwt met Roelf Luitjens Martini [1829-1913], neef [tantezegger] van Jetske. Dit echtpaar volgt in 1865 op.

Hun zoon Klaas Martini [1856-1933] trouwt in 1889 met Ludgerdina Luitjens [1860-1933], en zij worden in 1915 opvolgers op de boerderij.

De drie zonen van dit echtpaar zijn begraven op het kerkhof te Maarhuizen, ruim een kilometer ten Noorden van Dorreven bij Enne Jans Heerd. Steven Jan Martini [1892-1957] was neuroloog-psychiater in Groningen. Willem Roelf Martini [1891-1941] en Roelf Tiemen Martini [1895-1965] bewoonden vanaf 1937 ongehuwd  de boerderij.

Verder meldt Winshem nog:

In de vergadering van 13 februari 1962 besloot de gemeenteraad van Winsum Dorreven aan te kopen van Roelf Tiemen Martini. De bijbehorende landerijen hadden toen een totale oppervlakte van ruim 42 hectare. De overwegingen die burgemeester en wethouders van Winsum in hun voorstel aan de raad opnamen, gaven een duidelijk beeld van de keuze waarvoor de zich uitbreidende gemeente op dat moment stond: ’Het nog voorhanden zijnde bouwterrein in Winsum zal binnen afzienbare tijd geheel zijn uitgegeven’. Op dat moment was het echter nog niet bekend of de uitbreiding van Winsum in westelijke of oostelijke richting zou gaan. Dorreven zou als ruilobject kunnen dienen, zowel voor de gronden gelegen ten oosten van de spoorlijn, als voor de gronden ten westen van de provinciale weg. De uitbreiding ging uiteindelijk in oostelijke richting (Ripperda) maar van enige ruiling van gronden was geen sprake: de boerderij Ripperda met bijbehorende landerijen werd namelijk ook door de gemeente aangekocht. Dorreven was daardoor voor de gemeente overbodig geworden. De gemeente heeft het nog gedurende tien jaren verhuurd. Op 11 september 1972 werden boerderij en landerijen aan diverse kopers verkocht. De boerderij, die gedurende een aantal jaren niet meer werd bewoond, raakte in verval en verdween langzamerhand van de aardbodem.

Als bijzonderheid is nog te vermelden de ijzeren kogel, die sinds mensenheugenis op de achtergevel van de boerderij gemetseld was en die sedert de afbraak daarvan in het bezit is van de gemeente Winsum. Deze ijzeren kogel is, naar overlevering, in 1672 vanuit Aduarderzijl over het Reitdiep geschoten. Vermeldenswaard is verder dat na de sloop van de borg ‘De Brake’ in 1875, diverse onderdelen hiervan werden verwerkt in de gang van de boerderij.

 

F96 cs

Spanheim 116.1

 

Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Winsum F 76

OG p.858

 

Dit is de noordelijke boerderij in het gehucht, die enige generaties werd bewoond door telgen van de familie Hopma.

Ten tijde van de eerste kadastrale inmeting in 1832 was dat Pieter Hopma [1769-1835], in 1799 getrouwd met Aafke Swaagman [1773-1844].

Zijn oudste zoon Pieter vertrok naar Ripperda, van welke familie hij dochter Grietje trouwde. Zijn jongere broer Jan Hopma [1803-1874] bleef op de boerderij in Schilligeham en trouwde in 1845 met Helena Smit [1818-1859]. Ook van de volgende generatie vertrok de oudste zoon naar Ripperda. Na het vroege overlijden van zijn neef Pieter Pieters Hopma [1832-1878] trouwde hij in 1882 met de weduwe Weijke Dijksterhuis [1846-1922].  Zijn jongere broer Jan Jacob Hopma [1849-1926] bleef in Schilligeham. Hij was in 1877 eerst kort getrouwd met Henderika van Ham [1855-1878], de allerjongste van de 15 kinderen van Kornelis van Ham op het Wildeveld [zie hierna]. Daarna hertrouwde hij in 1882 met Auktje Buist [1852-1939]. Onder hun kinderen waren geen opvolgers op deze boerderij. Helena en Eltje trouwden met leraren, Aafke werd directrice van het stadsziekenhuis in Purmerend en twee anderen overleden jong. Beide echtelieden overleden in Groningen, waar zij mogelijk vanaf 1893 als gepensioneerden leefden na de verkoop van hun boerderij [zie verder].

Rentje Meertens Ritzema [OG VI 123 5, 1844-1930] werd geboren op Dijkemaheerd in Westernieland [zie Halfambt 109] als zoon van Meerten Jans Ritzema [OG V 46 6, 1808-1855] en Aaltje Hommes Noordhuis [1815-1884]. Na het overlijden van Meerten in 1855 hertrouwt Aaltje in 1860 met Popke Eilkes Noorman [1817-1888]. Rentje trouwde in 1877 met Hilje Oosterhof [1839-1888] en zijn moeder en stiefvader woonden toen nog op Dijkemaheerd. Daarom moest hij naar een andere boerderij omzien en OG vermeldt hem als landbouwer te Schilligeham en koper van de boerderij van Jan Hopma in 1893 voor de koopprijs van f 42.000 [zie OG p. 1826]. Na 1888 volgt op Dijkemaheerd de jongere broer Harmannus op. Hij was ook de eerste bewerker van de Ommelander Geslachten [zie de inleiding tot de eerste druk]. Een achterneef Jacob Ritzema [OG VIII 838 6] trouwt Eltje Kunje Hazenberg, die opgroeide op de zuidelijke boerderij van het gehucht.

Na het overlijden van Hilje hertrouwt Rentje in 1892 met Aaltje Rentjens Kadijk [1849-1933], afkomstig uit de familie van zijn grootmoeder.

Van de kinderen van Rentje en Hilje vermeldt OG ook van Hendrik Popko Ritzema [OG VII 291 1, 1878-1957] dat hij landbouwer was te Schilligeham. Hij trouwde in 1917 met Cornelia Ekkes de Vries [1883-1941] en werd opgevolgd door zijn zoon Ekko Ritzema [*1919].

Daarna volgen omstreeks 1945 Bastiaan Jacobus Trouw en Kaatje Jacoba van Etten.

Huidige bewoner Dolf van Dijk, op het adres Schilligeham 8, eerder lb. op de middelste boerderij van het gehucht als opvolger van zijn vader en broer.

 

Pieter was een zoon van Barteld Hendriks Hopma [1743-1801] en Anje Pieters getrouwd op 3 maart 1765. Zij was de dochter van Pieter Jans en Aaltje Harms, die in Spanheim voorkomen bij het jaar 1751. Na overlijden van Anje hertrouwde hij in 1785 met Antie Roelfs, dan weduwe van de buurman Jacob Remges op Dorreven. Barteld wordt vermeld als schepper, hij kwam van Bedum.

Bij de afbeelding van de boerderij in OG [zie p. 858] wordt als bouwjaar 1776 vermeld. Barteld Hopma was toen ongeveer 35, en moet de bouwheer zijn geweest. In 1764 kochten zijn voorstanderen voor hem een plaats van 103 gras in Bedum, maar zijn kk. werden vanaf 1766 allen in Schilligeham geboren.

 

Spanheim vermeldt in 1632 als bewoners Roelf Gerrits en Cornellisjen, in 1635 hun zoon Wridser Roelfs gehuwd met Geeske en in 1673 de zonen Bouwe en Gerrit Wridsers. In 1683 trouwde Bouwe met Corneliske Peters, die na zijn overlijden in 1693  hertrouwde met Lubbert Fockes. Het laatste echtpaar vermeldt Spanheim ook in 1693.

Writser Bouwes, zoon uit het eerste huwelijk, trouwt in 1711 met Anje Berents. Zij kwam uit Pieterburen, waar haar familie landbouwers waren op Themaheerd en Hoogheemsterheerd [Halfambt 126 en 127]. Spanheim vermeldt hen in 1719 en 1721, Anje met het patroniem Peters van haar vader, Berend Peters.

Writser zat blijkbaar in de financiele problemen, waaruit hij werd verlost door de hopman Pieter van Ham, die in 1721 kocht vrij van geschenk betalende de huurschuld van f. 1446 10 st. en alle gerechtskosten. Pieter was een zoon van Jacob Pieters, die in 1693 trouwde met Gaaske Cornelis, dan weduwe op buurboerderij F109. Hij was uit een eerder huwelijk van Jacob, was in Ranum geboren en moet als kind zijn meeverhuisd met zijn vader. In 1710 trouwde hij in Groningen met  Geertruida de la Motte, weduwe van Lambertus van Bolhuis. Pieter bleef in Groningen en liet aan Writser Bouwes en vrouw de bedrijfsvoering van de boerderij over.

Van Writser Bouwes en ook van zijn verdere familie zijn geen kinderen bekend.

Zo kwam de boerderij aan Pieter Jans, zoon van Jan Olgerts, zelf broer van Cornelske Olcherts, die met Aldert Ennes lb. is op plaats F217. Pieter trouwde Aaltje Harms in 1742.  In het Kerkeboek wordt Pieter huisman te Schilligeham genoemd. Huisman is dan weer doorgehaald. Hij woonde er toen dus wel, maar mogelijk was de opvolging van Writser Bouwes nog niet geheel rond. Pieter Jans is een zoon van Jan Olgerts, kleinzoon van Olgert Jans, lb. op Groot Boskamp te Zuidhorn, en achterkleinzoon van Jan Olgerts en Grietie Cornelis. Bij hun huwelijk in 1640 wordt zij dochter genoemd van Cornelis Jacobs. Mogelijk is dit dezelfde persoon als de vader van Anna Coornelis, zie F 109. Deze Cornelis Jacobs en Alijt Jeltes waren lb. in Alinghuizen [Klein Garnwerd]. Geheel zeker is dit niet.

Zoals bij haar huwelijk in Winsum is aangegeven kwam Aaltje Harms uit Feerwerd [gemeente Ezinge], waar haar geboorte in 1717 in het Kerkeboek is opgetekend. Ouders Harm Douwes en Anje Wolters.

Op een landmeterskaart uit 1729 [zie Halfambt p. 102] van het gebied tussen Schaphalsterzijl en Maarhuizen is bij de percelen, in 1832 genummerd Winsum F 82 en 83 en op naam van Pieter Hopma, aangetekend: eigenaar Joost Clasen. Hij was bewoner van de boerderij bij het kerkhof in Maarhuizen en zijn dochter Jantien was in 1726 getrouwd met Jacob Cornelis [van Ham], de bewoners van de naastgelegen boerderij.

 

Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: DSC00636 96

F 96 rood

Inmiddels kan het landbezit per eigenaar zeer fraai worden zichtbaar gemaakt

op www.hisgis.nl De gegevens uit OAT 1832 met de topografische kaart 1905 als

achtergrond geven de duidelijkste resultaten.

 

 

 

F109 cs

Spanheim 114.3

 

Toestand voor 1910. In 1911 werd het voorhuis gesloopt en opnieuw gebouwd en in 1933 brandde de boerderij geheel af. Dank voor deze zeldzame afbeelding aan Cor Enter.

 

Nieuwe provinciale Groninger Courant, 29 juli 1941. Een volgende brand.

 

Toestand na deze brand in 1941 met de karakteristieke herbouwde schuur. Bron DVD Cor Enter, 2012.

 

Als oudste bewoners van de boerderij vermeldt Spanheim in 1632 Jan Jacobs en Anna. Bij de oprichting van het Dijkrecht Schilligeham in 1643 ondertekent Jan Jacobs als Johan Jacobs [Winshem 1982 p, 123] voor het dan op een na grootste bedrijf. Na de afsplitsing in 1664 van 45 gras van het bedrijf van Peter Allers is zijn bedrijf het grootste. Eerdere provinciale rekeningen vermelden in 1622 dat Jan hertrouwt met Anna. In de rekening van 1624 wordt als haar patroniem Coornelijs vermeld. Haar ouders Cornelis Jacobs en Alyt Jeltes waren lb. op de grote boerderij in Alinghuizen [Klein Garnwerd]. Alyt was mogelijk een dochter van Jelte Peters en Bate Jacobs, lb. op Sywertsmaheerd te Kantens, en zeker kleindochter van Jacob Goens en Martje, lb. op Smeersum te Warffum.

 

Aan deze eerdere provinciale afrekeningen per klooster [met veel dank aan Jacques Tersteeg voor de vele afschriften] kan nog het volgende worden ontleend:

In 1613 had Jan Jacobs de huur overgenomen van Reyner Jacobs. Zijn huur was in 1808 aangevangen. In 1614 krijgt Reyner een korting van 150 daalder op nog verschuldigde [mogelijk oude?] huren, “ten respecte van sijne grote schaeden, so deur den brandt, als anders geleden”.[Staats-Resolutien p. 131]. Een eerdere bewoner is Eeuwke Ennes, die reeds in 1595 wordt genoemd. In 1605 is hij plotseling verdwenen. Ook is uit 1583 een document bekend [Charters Van den Hove deel 5 no. 394], waarin Jan Jacobs voorkomt, die toen op deze boerderij [dan reeds groot 91 gras] moet hebben gewoond. Vermoedelijk is hij de eerste huurder van dit deel van de Corpuslanden, het voormalige voorwerk.

De herkomst van deze drie mannen is niet duidelijk en hun nageslacht onbekend. In de Staats-Resolutien wordt vanaf 1595 keer op keer besloten alle Corpuslanden aan de meestbiedende te verhuren, een blijkbaar moeizaam proces, dat aanvankelijk, in onzekere economische omstandigheden, alleen mislukkende vrijbuiters als Jan, Eeuwke en Reyner aantrekt. Eerst in 1613 [na enkele jaren Twaalfjarig Bestand?] durft Jan Jacobs, vermoedelijk uit een kapitaalkrachtige en deskundige Maarhuizense landbouwersfamilie, het aan een nieuwe poging te wagen tot het nog een keer stichten van een nieuw bedrijf.

 

Voor 1600 is de oorspronkelijke bedrijfsgrootte 91 gras. Hieraan wordt in 1608 12 gras van zaliger Evert Simons toegevoegd en in 1611 worden 2 gras overgedragen aan buurman Lue Janssen. In de Staats-Resolutien [p. 287] komt de goedkeuring van de overdracht in 1634 voor van 11 gras, afkomstig van een andere buurman Jan Luirts [F197]. Bij de oprichting van het Dijkrecht Schilligeham in 1643 ondertekent Jan Jacobs zo voor een bedrijf van 112 gras.

 

In 1651 worden de oudste zoon Jacob Jansen [1626-1690] en Annetien als beklemde meiers ingeschreven. Zij doen pas op 11 maart 1655 belijdenis in Winsum, de vrouw wordt dan zijn huisvrouw Antie Tijssen genoemd. Op 26 april 1654 wordt hun oudst bekende en 1 januari 1667 wordt hun jongste kind in Winsum gedoopt. Hun huwelijk moet dus voor 1654 en haar overlijden na 1667 hebben plaatsgehad.

Op 7 april 1678 hertrouwt Jacob met Gaaske Cornelis [*1655], die op 6 juni 1679 in Winsum belijdenis doet. Gaaske is jonger dan haar oudste stiefkind.

 

Spanheim vermeldt: Ao:1694 de wed: Gaaske getr: an Jacob Pieters.

Jacob Pieters kwam van Ranum, waar hij in 1693  met Gaaske was getrouwd.

 

Verder is nog interessant Pieter van Ham, die op 10 juni 1710 in Groningen trouwt met Geertruida Lamotte. Mogelijk is hij een zoon van Jacob Pieters en zijn eerste vrouw Aaltje [† 1688] en als jongen met zijn vader omstreeks 1693 naar Schilligeham meeverhuisd. Op grond van die woonplaats was hij terecht de eerste gebruiker van de achternaam Van Ham, ondanks het ontbreken van een directe familierelatie met de latere naamdragers. Deze Pieter wordt verder genoemd bij de financiering van de aangrenzende noordelijke boerderij in het gehucht.

 

Mogelijk lag het wel in de bedoeling, dat na zijn huwelijk in 1686 [op Pinkstermaandag] de oudste zoon uit het eerste huwelijk Jan Jacobs naar Ranum zou vertrekken, maar kon dit door gezondheid en leeftijd van zijn vader geen doorgang vinden. In november 1686 werden de landerijen om Ranum daarna ook nog tijdelijk onbruikbaar door de St. Maartensvloed, en vervolgens overleed zijn vader in 1690. Aan deze overgangsperiode komt een einde als Jacob Pieters op 6 juni 1693 met Gaaske trouwt, en pas dan kan Jan Jacobs definitief naar Ranum vertrekken.

 

Een dochter uit het eerste huwelijk van Jacob Jansen, Eltje Jacobs, trouwt in 1678 met Jan Remts en vestigt zich met hem op het aangrenzende Dorreven, waar zij vermoedelijk het eerste huis op de tot dan onbehuisde landerijen bouwen.

 

De eerste zoon uit het huwelijk van Jacob Jansen en Gaaske Cornelis, Cornelis Jacobs [1679-1752] en zijn vrouw Aukje Symens [1672-1745] volgen op. Zij trouwden op 27 december 1701 in Mensingeweer. Volgens zijn graf [Feith, Winsum 17] is Cornelis in Schilgeham overleden.  Spanheim meldt hun aantreden als beklemde meiers in 1703, in 1721 waren zij dat nog steeds.Op het graf  17 van Cornelis Jacobs in Winsum komt zijn huismerk voor:

 

Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: http://www.xs4all.nl/%7Edjvanham/GRONINGIANA/ZIJLVEST%20SCHILLIGEHAM_bestanden/image030.jpg

Feith Winsum 17.

 

Daarnaast vermeldt Feith op dit graf Winsum 17 een boom en 3 klaverbladen, 2.1. Dat wil zeggen 2 bladen boven en 1 beneden, dus juist andersom als in het embleem van Hopma. Aan dit graf zal het een gipsmodel zijn ontleend, dat voorkomt in de verzameling van H. P. van Ham [achterneef van de auteur] te Haren. Eenzelfde embleem komt voor op het graf Winsum 38 van Aeilke van Ham [ 1826].

 

IMG_7574

Grafsteen [eigen foto 2018 in koor Torenkerk Winsum, waar belichting lastig]

 

Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: http://www.xs4all.nl/%7Edjvanham/GRONINGIANA/ZIJLVEST%20SCHILLIGEHAM_bestanden/image031.jpg 

Gipsmodel [Foto H. P. van Ham]

 

Hun oudste zoon Jacob Cornelis [1702-1757] trouwde in 1726 met zijn nicht Jantijn Joesten [1704-1782].

De familiebetrekking tussen neef en nicht is:

 

,

 

Na het overlijden van Joost Clasen omstreeks 1707 hertrouwde Grietje Symens in 1709 met Jacob Jans [*1683 op Dorreven], een zoon van Eltje Jacobs, halfzuster van Cornelis Jacobs en de eerste vrouw van zijn vader [zie boven]. Met haar beide mannen woonde Grietje Symens op de boerderij bij het kerkhof [Halfambt 209], later genaamd Enne Jans Heerd, in Maarhuizen.

 

Spanheim vermeldt Jacob en Jantijn in 1751, een scheidsacte uit 1727 [zie OG p.55] echter dan al als wonende te Schilligeham. Volgens de NH lidmatenlijst Winsum woonde Jantijn daar [dan als weduwe] nog in 1764.

 

Haar oudste zoon Cornelis Jacobs [1728-1801] woonde toen volgens dezelfde lijst met zijn tweede vrouw Aaltje Ames [1734-1799] in de Molenkluft te Winsum. Zij trouwden in 1761 en moeten kort na 1764 in Schilligeham hebben opgevolgd.

 

De moeder/weduwe overleedt in pas in 1782, mogelijk in het dorp Winsum:

 

IMG_7573

Grafsteen [eigen foto 2018 in koor Torenkerk Winsum]

 

Aaltje Ames was een dochter van Aam Peters en Aeilke Blicksema [1693-1765]. Aeilkes ouders, Sijtje Jenties Blicksema [geboren in Friesland] en Maria Wiersema [1656-1728] woonden op Tijum. Het voorgeslacht van Maria is:

 

 

Maria is een zuster van Garbrant Wiersema, die met Trijntje Cornelis [zuster van Gaaske, zie hiervoor] op Kloosterwijtwerd [Hogeland 72] woonde.

 

In 1800 is Cornelis Jacobs 72 jaar en moet bij de bedrijfsvoering zijn bijgestaan door enkele van zijn 4 zoons, waarvan Ame van Ham [1763-1819, Van Winter 188] en Aeilke van Ham [1770-1826, Van Winter 203] landbouwer bleven. Ame trouwde in 1802 met Grietje Huizing en volgde zijn schoonouders op [zie Halfambt 209]. Aeilke bleef op de ouderlijke boerderij en trouwde in 1804 met Elisabeth Brommersma [1778-1821]. Van de 2 andere zoons werd Gerrit ongehuwd rentenier en Joost steenfabrikant, beiden te Winsum.

 

Bij zijn overlijden in 1826 moet Aeilke 2 kinderen hebben gehad. Zijn grafschrift [Winsum 38] meldt hierover:

Twee kindren stonden bij dit graf

Terwijl hun vader zonk

Hun moeder was hem voorgegaan

Nu bleven zij als wezen staan

Maar dankende altijd God

Die hun zulke ouders schon.

Let op het elegante rijm abba met een langere eerste en laatste zin.

Bij de eerste kadastrale inmeting in 1832 werd aan de boerderij het kenmerk Winsum F 109 gegeven. Dit stond toen op naam van de erven Aeilke van Ham evenals de percelen F101-114, F144-162 en F164-169. Dit vertegenwoordigde tesamen een aaneengesloten grondbezit van iets meer dan 55 ha gelegen van iets benoorden de boerderij op een grillig gevormde strook van meer dan 1,3 km lang naar het zuiden tot aan de Oude Reit.

 

De op het graf van Aeilke genoemde kinderen zijn Aaltje van Ham [1813-1848] en Johannes Cornelis van Ham [1816-1844]. Zij waren toen 13 en 10 jaar. Johannes Cornelis wordt genoemd als landbouwer op de ouderlijke boerderij, die hij vanaf ongeveer 1837 zelfstandig kan hebben bestierd. Hij stierf ongehuwd.

Aaltje trouwde in 1835 met Olfert Cleveringa [1806-1866], de zoon van Klaas Cleveringa [1770-1834], lb. op Mentaheerd [Ezinge B 406cs.], kleinzoon van Olfert Jans en Jantje Jacobs Vonk, lb. op dezelfde boerderij. Deze Olfert Jans is een broer van Pieter Jans [zie F96].

De eerste dochter van Aaltje van Ham en Olfert Cleveringa wordt in 1836 nog in Schilligeham geboren, maar de tweede Trijntje is in Ezinge ingeboekt. Daartussen moet het gezin dus zijn verhuisd, nadat Johannes Cornelis van Ham 21 was geworden. Vermoedelijk bestond al in 1826 het plan Olfert tot zolang in Schilligeham te parkeren omdat voor zijn vader Klaas dan een opvolging op Mentaheerd beter uitkwam. Wel waren onvoorzien beide ouders Cleveringa in 1834 plotseling overleden, maar dit ongemak kan door de jongere broer Jan Klasen [1808-1845] zijn overbrugd.

Een nieuw ongemak treedt op, als in Schilligeham Johannes Cornelis in 1844 overlijdt.

Daarna treedt Harm Ewolts Brugma wel op als getuige/nabuur, hij wordt dan o.m. zetboer genoemd.

Aan die ellende komt pas een einde als in 1861 Jan Jans Boer [1836-1886], trouwt met Olferts oudste dochter Elisabeth Cleveringa [1836-1928] en zij kunnen opvolgen. Jan kwam van Barnegaten [Warfhuizen 2], waar zijn oudere broer Jurgen bij de opvolging van zijn vader voorging. OG meldt dan ook over hem: landbouwer eerst te Warfhuizen en daarna te Schilligeham. De zoons Jan en Olfert treden na de dood van hun vader in 1886 wel op als getuige/nabuur. In 1891 verkoopt Elisabeth, dan weduwe, aan haar broer Klaas Olferts Cleveringa, reeds lb. op F178, die mogelijk de boerderij verhuurt. In 1890, 1892 en 1893 geeft Jan Beukema de geboorte van een kind aan, getuigen Aldert Pieters Sybolts [F128] landbouwer en Jan Jacob Hopma [F96] landbouwer. Bij de geboorte van een vierde kind in 1894 is in plaats van Hopma Rentje Ritzema [F96] oud vijftig jaren landbouwer te Winsum getuige. Jan is in 1890 getrouwd met Anje Geertruida Martini. Er zijn ook advertenties in 1904 en 1910, waarin deze boerderij voor 6-jarige verhuur wordt aangeboden. In 1910 wordt de voorgaande gebruikers genoemd:

 

Leeuwarder Courant 11 januari 1910,

 

Van deze Jurjen en Popko Hofman koopt de eerste in 1911 de aangrenzende plaats F217.

In 1920 volgen, dan komende van Aduard, Kornelis Jaarsma [*1887] en Gettje de Boer [*1887], die  in 1922 kopen van Martje Siersema, weduwe van Klaas. Zij waren in 1909 in Doniawerstal getrouwd, waar ook hun oudste kk. werden geboren. Twee dochters trouwen in Winsum.

In 1947 volgt hun dochter, Jitche (Jikke) Jaarsma en haar echtgenoot Pieter van Dijk, zoon van Jacob van Dijk en Trientje Slofstra, afkomstig van Roowolt [Halfambt 234] in Onderdendam, hen op. Uit dit huwelijk zijn te Schilligeham 8-kinderen geboren.

Van 1976 tot 1979 gaat vader Pieter met zoon Jacob Cornelis (Jaap) van Dijk een maatschap aan.

Van 1979 tot 2001 is broer Doede (Dolf) van Dijk de bewoner, die daarna te vinden is op de aangrenzende boerderij Schilligeham 8, zie hierboven.

Daarna volgt J. Ketelaar, op het huidige adres Schilligeham 7.

 

Naar elders

Een oudere broer van Aeilke, Ame van Ham [1763-1819], wordt lb. op Enne Jans Heerd [Halfambt 209] in Maarhuizen. Zijn vrouw  is Grietje Ennes Huizing [1770-1837], dochter van de naamgever van deze boerderij.

Zijn zoon Kornelis van Ham [1803-1881] trouwt Anje Hopma [1810-1875], dochter van Pieter Bartelts Hopma [zie F96] en wordt met haar lb. op Wildeveld [Halfambt 207]. Daarna telt de familie veel renteniers; het boerenbedrijf wordt overgedragen aan geparenteerde families, zoals de families Huizing, Hopma en Stol Jongere generaties Van Ham bezoeken de in 1867 opgerichte RHBS in Warffum [de eerste op het platteland] en hebben hun weg gevonden in de vrije beroepen. Zo is Pieter Barteld van Ham [1883-1965] vele jaren tandarts te Sneek [Friesland]. In latere generaties komen onder meer een arts, een apotheker en een registeraccountant voor.

 

Met de eigendomsgegevens van OAT 1832 is hieronder op een detail van de topografische kaart 1905 aangegeven welke percelen tot deze boerderij behoorden. Het betreft een brede strook van het gehucht tot het Oude Reitdiep.  De zuidelijke percelen waren tot 1640 buitendijks en werden na afdamming van het Oude Reitdiep binnendijks.

De totale grootte is 55 ha., dat is ruim 100 gras. De grootte van de meeste individuele percelen varieert van 1-3 ha.

 

Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: DSC00634

Detail van topografische kaart 1905 #62

 

F128 cs

Spanheim 115.3a

Dit is de zuidelijke boerderij in het gehucht.

 

Schilligeham-boederij 1

Toestand 1976. Bron DVD Cor Enter, 2012.

 

Bij de kadastrale inmeting van 1832 stond deze boerderij op naam van de weduwe Joost Alderts [1781-1824], een broer van Drewes Alderts, zie Winsum F178 hieronder en F318 onder Klein Garnwerd. Fokje Jans Smit [1785-1864] werd al in een akte op 26 januari 1826 met haar 5 minderjarige kinderen als weduwe van Joost vermeld [zie OG IV 11 2]. Zij hertrouwde in 1830 met Jan Willems Koiter. Haar enige zoon Aldert overlijdt in 1892 in Mensingeweer, en kan niet met de boerderij van zijn ouders in verband worden gebracht.

Bij het huwelijk van Joost en Fokje in 1813 worden als zijn ouders genoemd: Aldert Jans [1724-1782] en Anje Dreewes [1739-1809]. Zij kwamen in 1776 met attestatie uit Hoogemeeden [gemeente Aduard]. Aldert werd daar in 1753 gedoopt als volwassene en zal Mennoniet geweest zijn. Anje wordt in 1760 daar geconfirmeerd met attestatie van Den Ham en Fransum. Zij wordt dan de huisvrou van Aldert genoemd. De ouders van Aldert zijn Jan Jansen en Aeltjen Joesten, zuster van Jantien Joesten, zie F 109. Zijn broer Joost Jans is de vader van Anje Joosten, zie Oldenzijl.

 

Spanheim 115.3a

Luil Jansen in Schilligeham en Marretie gebr: 104 gra: waar onder 94 gra: binnendijx en 10 gra: buitendijx geleegen

Ao:1636 Luil Jans dogter Trijne gebr: 43 1/4 gra: 15 roed: binnendijx met 5 1/4 gra: buitendijx

Ao:1639 Trijne getr: an Cornelis Jacobs

Ao:1654 de wed: Trijne getr: an Jan Pieters

Ao:1658 Jan Pieters getr: an Trijntie

Ao:1663 Trijntie getr: an Abel Claassen

Ao:1673 Tomas Eijlkens en Trijntie

Ao:1689 Pieter Herkens en Ebeltien

Ao:1694 Claas Harrems en Bouke

 

115.3 94 1/2 g. =Claas Harms en Bouke

Ad.203 Jan Clasens en Tetje Bruins

 

In 1643 tekent Trijne als weduwe van Cornelis Jacobs de oprichtingsacte van het Schilligehamster Zijlvest tesamen met Pieter Melis van het in 1636 afgesplitste 115.3b. Als gezamenlijke grootte vermeldt de akte 80 gras, vermoedelijk alleen het binnendijkse land. Cornelis Jacobs [broer van Jan?] overleed dus voor 1643, en Trijne trad pas daarna met Jan Pieters in het huwelijk.

Jan Pieters zou een zoon kunnen zijn van Pieter Allers [F197].

Tetje Bruins is mogelijk een zus van Freerk Bruins op F197. Claas Harms en Bouke zullen dan Jans ouders zijn.

 

Ook zij bleven niet lang. In 1776 kwamen Aldert Jans en Anje Drewes uit Hoogemeeden [zie boven].

 

Na 1858 komt op deze boerderij voor Aldert Pieters Sybolts [1824-1903, OG V 26 1] getrouwd met Geertruida Willems Hoeksema [1826-1892], zuster van Jantje Hoeksema [zie Dorreven]. Hun zoon Willem Sybolts [1864-1929, OG VI 59 3] woonde vermoedelijk ongehuwd en tot zijn dood in 1929 op dezelfde boerderij als zijn vader. Beiden komen in OG voor als lb. in Schilligeham.

Sybolt Sybolts, de vader van Aldert, woonde op Syboltsheerd in Maarhuizen, zie Halfambt 211. Dit is de boerderij bij Enne Jans Heerd, gelegen aan de overzijde van de provinciale weg. De oude boerderij is omstreeks 1980 afgebroken, maar bij een recent bezoek [2006] aan Enne Jans Heerd was te zien, dat de bouw van een nieuwe boerderij reeds ver gevorderd was.

Sybolt was een broer van Freerk Meertens op Halfambt 205. Zij kwamen van Tinallinge, waar hun ouders Meerten Sybolts en Swaantje Ennes Halfambt 54 bewoonden.

Na 1930 Berend Hazenberg [1897-1991] en Martje Bouwman [1894-1980]. Hun 7 kk. zullen op de boerderij zijn opgegroeid en zijn te vinden in een recente overlijdensadvertentie:

 

    NRC 9 april 2013

 

Jaap Ritzema [als Jacob OG VIII 638 6] is zoon van Pieter Ritzema [OG VII 292 1] en Grietje Geerts Nienhuis, lb. op Dijkemaheerd [Halfambt 109] in Westernieland. Ook zijn ouders, Harmannus Ritzema [OG VI 123 8] en Grietje Pieters Boykema [Beukema 1121] woonden hier. Harmannus is de oerauteur van OG. Jaap is achterneef van Rentje Meertens Ritzema [OG VI 123 5], lb. op de noordelijke boerderij in het gehucht.

Huidige bewoner is Th. Janssen, adres Schilligeham 6.

 

Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: DSC00636 128

F 128 blauw Spanheim 115.3b geel, in 1832 bij Dorreven

 

Deze 3 boerderijen liggen dicht bij elkaar en vormen samen het gehucht Schilligeham. Ook het gebied ten oosten hiervan wordt wel met deze naam aangeduid. Hierin liggen van noord naar zuid de 3 volgende boerderijen. Het gebied wordt dan oostelijk afgesloten door het zuideinde van het Zijldiep en de Oude Reit.

F217 cs

Spanheim 116.2

Bij de eerste kadastrale inmeting in 1832 stond deze boerderij op naam van Albert Hillebrands Wiersema [1764-1844]. Hij was in 1807 getrouwd met Bouke Freerks Bruins, een dochter van de buurman Freerk Bruins [zie F197]. In de bevolkingsadministratie komen zij voor als ouders van 3 kinderen, waarvan Eilina Wiersema [1813-1877] in 1849 trouwt met Thijs van Dijk [1815-1866]. Zij sterven kinderloos en in 1878 valt de boerderij bij testamentaire making toe aan de neven Albert [1843-1917] en Freerk Hilbrands Wiersema [1844-1912]. Hun vader Hilbrand was een broer van Eilina.

 

Boedel A H Wiersema, vermoedelijk gekocht door

schoonzoon Thijs van Dijk, die het bedrijf heeft voortgezet.

Verrassend is de bibliotheek. Deze man is verder niet als

een zo geleerd persoon bekend.

 

OG IX 8 3 vermeldt ook Jurjen Hofman [1858-1923], die zich vanuit Obergum [hij huurde hier enige jaren De Brake, Halfambt 230] in 1904 in Schilligeham vestigde als huurder van F109 en daarna als meier op de hier besproken boerderij. Jurjen was getrouwd met Elisabeth Timmer [1860-1921]. Hij werd in 1921 opgevolgd door zijn zoon Dirk Jan Hofman [*1893] getrouwd met Sytske Hilverda [* 1892 te Franeker]. Hun dochter Renske [*1924] trouwt in 1950 te Winsum met Klaas Sietsko Straat [OG IX 8 3], dan bedrijfsleider op Rollingeweer [Halfambt 175]. In Schilligeham volgt in 1954 op Gerrit Bijsterveld en vanaf 1960 de familie Rijnsburger.

 

Ook de vader van Albert, Hilbrand Symens [1721-1780] en zijn derde vrouw Marie Wiersema [1722-1795] woonden op de boerderij. Daarvoor was hij getrouwd geweest met Grietje Alberts, die al snel moet zijn overleden, want in 1755 komt hij met Martje Jacobs [1731-1755] in Spanheim voor op deze boerderij. Martje was een dochter van Jacob Cornelis en Jantien Joesten en kwam dus van boerderij F109, de middelste van het gehucht. Het huwelijk bleef kinderloos. Voor de zoon Simon uit het eerste huwelijk zie F 197.

Hilbrand was een zoon van Symon Joesten [broer van Jantien, zie F109]. Hilbrands broer Claas Simons volgt zijn vader op op de boerderij in Groot Maarslag [Halfambt 198] en was mogelijk de oudste.

Daarom zal Hilbrand de boerderij in Schilligeham hebben gekocht van de ouders van zijn eerste vrouw Albert Ennes [1673-1745] en Cornelske Olcherts, die Spanheim in 1721 en 1695 vermeldt. Albert wordt op zijn grafsteen [zie Grafschriften Winsum 13] voorheen kerkvoogd te Winsum genoemd. Dit is de vroegst bekende vermelding van een door een van Schilligeham vervulde bestuursfunctie aldaar. Cornelske is de tante van Pieter Jans, lb. op F96.

Cornelske is een dochter van Olgert Jans, lb. op Groot Boskamp te Zuidhorn, en kleindochter van Jan Olgerts en Grietie Cornelis. Bij hun huwelijk in 1640 wordt Grietie dochter genoemd van Cornelis Jacobs. Mogelijk is dit dezelfde persoon als de vader van Anna Coornelis, zie F 109. Deze Cornelis Jacobs en Alijt Jeltes waren lb. in Alinghuizen [Klein Garnwerd]. Geheel zeker is dit niet.

Albert had 2 zoons. Zijn zoon Olchert was echter al in 1743 getrouwd met Martje Hillebrands, die toen weduwe was van Sierp Luitjes op Syboltsheerd te Maarhuizen [Halfambt 211] en hij zal Sierp daar hebben moeten opvolgen. Voor het huwelijkscontract zie OG I 1 2. Daarbij verscheen ook Symon Joesten [zie boven] als zwager met zijn vrouw Evertje Hillebrands, zuster van de bruid. Mogelijk hebben de opvolging door Olchert in Maarhuizen [1743] en door Hilbrandt in Schilligeham [1745] met elkaar van doen. De families waren goed in dat soort regelingen.

De rol van Alberts tweede zoon Enne is nog niet geheel duidelijk.

Samenvattend is Albert Hillebrands Wiersema van vaderszijde een Joesten, die onderweg de achternaam van zijn grootmoeder heeft opgepikt.

 

Eerder vermeldt Spanheim nog in 1651 Jan Ennens en Trijntie. Hij was een zoon van de in 1632 opgenomen Enne Jansen en Marretien. Dit is mogelijk wel familie, maar de ouders van Albert Ennes waren Enne Pieters en Annetie,die op F 128 door Alberts broer Peter werden opgevolgd.

Jan Ennens is zeer waarschijnlijk de vader van Jacob Jans Tempel [F197] en Aldert Jans [F128]

 

Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: DSC00636 217

F 217 oranje

F197 cs

Spanheim 115.1

 

undefined

Een recente foto van de nu [2012] ecologische melkveehouderij en kaasboerderij KleiKracht.

 

Bij eerste kadastrale inmeting stond deze boerderij op naam van Hillebrand Symens Wiersema [1791-1859], die in 1818 was getrouwd met Sietske Jans Pettinga [1799-1843]. Hij was een zoon van Simon Wiersema en Seipke Egberts Zijlma. Simon moet omstreeks 1803 zijn overleden, want daarna komt Seipke voor als echtgenote van Henderikus Hendriks Wierema op Wierdaheerd [zie Halfambt 216]. Simons vader was Hilbrand Symens [1721-1780], zie voor hem boerderij F217.

Hillebrand en Sietske moeten in 1828 de boerderij hebben gekocht. Daarvoor huurden zij [1822-1828] De Braken [Halfambt 230] in Obergum. Hun dochter Eike wordt daar in 1828 nog geboren, maar overlijdt in 1829 in Schilligeham.

Voor hen komt op deze boerderij eerst Berend Abels Kooij [1784-1854] voor en na 1822 zijn zwager Jan Hemmes Datema [1800-1852], getrouwd met Eltje Abels Kooij.

Daarvoor Jan Freerks Bruins [1774-1826], die op de lijst Winsum 1810 voorkomt op deze boerderij met zijn moeder, die in de lijst wordt aangeduid als weduwe Eisse Heddes. Jan was toen 37, en gezien de huiselijke situatie dan ongetrouwd. Wel trouwt hij in 1816 met Nieske Frens [1768-1841], van wie geen kinderen. Zij overlijden beiden in het dorp [huis 26] en hij moet reeds omstreeks 1815 uit Schilligeham zijn vertrokken.

 

Hillebrand Symens treedt in 1843 nog op als getuige/nabuur. Na 1847 is dit Jan Geerts Frouws [1812-1858, in huis 96]. Jan trouwde Janna Jans Huizinga [1816-1889, Huizinga IX 89 1] en woonde met haar in Pieterburen, waar ook hun eerste kk. werden geboren. Jan [*1846] en Geertruid [*1848] werden in Winsum aangegeven.

Opvolgende bewoners zijn daarna:

Pieter Roelfs Haverkamp [1841-1873] en dochter Harmina Frouws [1841-1878, Huizinga X 144 3], die in 1872 [zie gevelsteen] het huidige gebouw stichten.

Jan Oosterhof [1853-1933] en dochter Janna Pieters Haverkamp [1866-1898, Huizinga XI 188 2]

Zoon Pieter Bette Oosterhof [1892-1982] en Harmina Brands [1900-1988]

Het laatste echtpaar komt ook voor in de genealogie Oosterhof [Redmer Alma] en Fred Reenders [Harmina was dochter van Ailko Brands en Trientje Reenders, zie zijn IX 188]. Beiden noemen hen lb. in Schilligeham. De kleindochter van Pieter en Harmina [Harmina Cornelia Meindertsma, * 1945] herinnert zich als 12 jarig meisje de grootouderlijke boerderij, dan op het ook huidige adres Schilligeham 3, voor het laatst te hebben bezocht. Daarna woonden de grootouders in het dorp Winsum, laatstelijk en meest aan de Stationsweg.

De huidige bewoners zijn sinds januari 2012 Martin Wiersema [Wiersema XIII 53 4] en Jolanda Roggeveld, voorheen lb. in Godlinze, die er melkveebedrijf en kaasboerderij KleiKracht ecologisch exploiteren.

 

undefined

 

De boerderij bevond zich op de zuidelijke helft van de landerijen [rechts van het woord Schilligeham op onderstaande kaart].Op de provinciale kaart van 1905 lijkt die verplaatst naar de toegangsweg van Schilligeham. In de nieuwe boerderij bevindt zich een steen met de namen Haverkamp en Fraaws en 1872. Toen zal de verplaatsing

 hebben plaatsgevonden.

 

Spanheim vermeldt in 1755 Freerk Bruins en Trijntje Clasens. Later komt Freerk in 1778 voor met Anje Jans als zwager en zuster bij het huwelijk van haar broer David [zie OG V 30 5]. Bij de doop van Jan en Bouke zijn Freerk Bruins en Anje Jans als ouders vermeld. Anje hertrouwt met Ebel Jacobs, die in 1790 namens deze boerderij de zitting van het Zijlvest bijwoont. In 1802 is Ebel blijkbaar overleden. In dat jaar is een inventaris van zijn boedel opgemaakt [GA 734 884]. Anje hertrouwt met Eisse Heddes [1745-1806], maar wordt al snel weer als zijn weduwe vermeld [zie boven].

In 1705 en 1721 waren dat Jacob Jans Tempel en Aaltje. Jacob komt daarvoor in 1698 voor met Trijntie, die in 1694 ook voorkomt met Abel Pieters. Spanheim noemt Abel ook reeds in 1680 als gebruiker. Abel is mogelijk een broer van Hucke, die Spanheim in 1664 noemt als opvolgende dochter van Pieter Allers

Van Pieter wordt in 1641 het huwelijk gemeld met Anna, de dochter van de bewoners in 1632, Johannes Luirts en Dedde. In een verkoopakte van 1657 draagt Anna echter het patroniem Ennes, dochter van Enne Heerds [zie Land in Eigendom], met wie Dedde voor Johannes getrouwd moet zijn geweest.

Met 131 gras was dit een flink bedrijf. In 1664 werd 45 gras afgesplitst, zie F 178, maar bleef er toch nog 86 gras over.

 

Samenhang van 1632 naar 1832 OAT

Op de eerste twee boerderijen F96 en F109 is een duidelijke familielijn in de opvolging.

De opvolging op de 3 daaropvolgende boerderijen is alleen in samenhang goed te begrijpen [overzicht].

 

Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: DSC00636 197 

F197 bruin, F 178 rood

 

F178 cs

Spanheim 115.2

Bij de eerste kadastrale inmeting in 1832 stond deze boerderij en de aangrenzende boerderij F316 te Klein Garnwerd op naam van de Weduwe Drewes Alderts. Drewes was een broer van Joost Alderts, die de meest zuidelijke boerderij in het gehucht bewoonde.

Het voorgeslacht van Drewes is vermeld bij deze boerderij.

In 1837 staan bij het huwelijk van Anje Drewes Drewes Alderts en Auke Alberts als haar ouders vermeld. Anje was geboren in 1806. Auke moet de weduwe zijn, die in 1832 van Drewes in OAT wordt opgenomen. Zij kwam van Tijum haar ouders waren Albert Isebrants en Grietje Pieters [zie bij Klein Garnwerd E342]. Bij haar huwelijk op 28 december 1805 met Drewes was ze weduwe van Klaas Geerts [† 1804] die haar stiefbroer was. Zijn vader Geert Reinders trouw4de na het overlijden van haar vader met haar moeder en trok bij haar in. Bruins [1951 p.20] verhaalt dat daarvoor de oude Geert Reinders [hij was toen 68] zijn stief- en schoondochter Auke heeft bijgestaan bij de opvoeding van de 7 kinderen van haar en Klaas Geerts.

Klaas Geerts had in 1786 de aangrenzende boerderij [zie Klein Garnwerd F 318] van zijn vader gekocht. Later moeten hij en Auke deze boerderij hebben bijgekocht, want voorafgaand aan Aukes huwelijk met Drewes maakt Auke in een aantal aktes voor beide boerderijen een scheiding en afkoop met haar kinderen.

Merkwaardig is nog, dat in de jaarvergadering 1790 van het Zijlvest Schilligeham deze boerderij werd vertegenwoordigd door Geert Reinders. Geert was toen secretaris van het Zijlvest en mogelijk vertegenwoordigde hij zijn stiefdochter daarom.

Ook was Aukes broer Pieter toen 16 en nam hij mogelijk in Tijum steeds meer taken van Geert over. Uiteindelijk volgde hij in Tijum op en het ligt voor de hand, dat op de drie boerderijen tussen de familie een praktische taakverdeling bestond.

In 1811 vermeldt Van Winter in zijn lijst van meestvermogenden Drewes als # 185, maar dit moet grotendeels op grond van het vermogen van zijn vrouw zijn.

De kinderen van Auke volgden niet op.

 

Mogelijk verkocht de weduwe huis en land omstreeks 1835 aan Douwe Gerrits Siersema [1808-1889]. Hij was getrouwd met Anna Freerks de Vries [1810- 1860]. Anna’s broer Jacob trouwde met Martje Joosten Alderts. Zo was de weduwe een aangetrouwde tante van Douwe en Anna. Douwe werd geboren op De Raken [Klein Garnwerd F 506] als zoon van Gerrit Willems Siersema en Aafke Douwes Antuma.

Dochter Martje Siersema [1850-1911] trouwt in 1874 met Klaas Cleveringa [1841-1911], een broer van Elisabeth [zie F 109]. Zij worden als landbouwers te Schilligeham vermeld in OG, zeer waarschijnlijk in aansluiting op hun huwelijk.

Pas na het overlijden van Douwe in 1889 koopt zijn schoonzoon [zie OG p. 1826]. Douwe was toen 80 en moet de bedrijfsvoering vele jaren eerder al aan hem hebben overgedragen. De aangegeven bedrijfsomvang van 260990 m² is slechts 390 m² meer dan bij OAT in 1832 aangegeven. Een klein [gekocht?] tuintje.

Hun zoon Olfert Klaas Cleveringa [1877-1935] trouwt in 1906 in Eenrum met Frederika Magdalena van Ham [1878-1941, OG VII 324 1]. Zij was een kleindochter van de oudste broer van Aeike [*1770], die eerder de boerderij F 109 als kind bewoonde en later vertrok naar Enne Jans Heerd, zie Ame van Ham [Halfambt 209]. Ook dit echtpaar vermeldt OG als landbouwers te Schilligeham. Het echtpaar krijgt 2 zoons:

Klaas Olfert Cleveringa [1909-1958, OG VIII 684 1] in 1945 gehuwd met Jelchina Hemmes [*1908], landbouwers te Schilligeham en wonende op Hecticum te Adorp. 

Hero Willem Cleveringa [1911-1956, OG VIII 684 2] gehuwd met Rensina Wia Cleveringa [1923-2011] landbouwers te Schilligeham en daarna in de Noordoostpolder te Emmeloord. Hun jongste zoon Olfert Klaas wordt in 1949 nog in Schilligeham geboren.

 

De landbouwersactiviteiten te Schilligeham van de broers, hun ouders en grootouders, betreffen mogelijk na het overlijden van Jan Bakker Boer in 1886 op het aangrenzende F109cs ook deze percelen, die reeds vele generaties door voorzaten Van Ham werden bewerkt.

 

 

Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: DSC00635

Detail van topografische kaart 1905 #62: F178 rood, F316 groen, E342 geel.

 

 

Ook op de topografische kaart 2000 [zie www.dewoonomgeving.nl] is deze boerderij van de naam Weidelust voorzien.

Weidelust is momenteel in gebruik als manegebedrijf.

 

Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: DSC00750

Weidelust F178 met op de voorgrond het Oude Diepje, gezien vanaf de knik in de weg [zie kaart]. Eigen foto 18-9-2009.

 

..Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: DSC00749

Het Oude Diepje westwaarts van dezelfde locatie. Waar de hoogspanningsleiding in de verte het Diepje kruist, eindigt het voor 1629 buitendijkse land van F109cs. Eigen foto 18-9-2009.

 

Eerdere bewoners:

Jan Alders [1706-1772] en Bijwke Arjens. Zij trouwden in 1764. Jan is op het kerkhof van Winsum begraven [zie Grafschriften Winsum 28]. In 1785 trouwt hun dochter Martjen met David Henricus Stheeman en gaat bij hem in Pieterburen wonen.

Vermoedelijk in 1785 zal dit geleid hebben tot verkoop aan de familiegroep Reinders.

 Ook de vader van Jan, Aldert Jans [1681-1767] is in Winsum begraven [zie grafschriften Winsum 24]. Hij was getrouwd met Martje Symens [1681-1754, Grafschriften Winsum 18], een zuster van Auktjen [zie de naastgelegen boerderij F109]. Samen komen zij in 1706, 1721 en 1755 voor in Spanheim als gebruikers van deze boerderij.

Aldert was een broer van Jacob Jans Tempel , die vanaf 1698 voorkomt op de boerderijn F197. Zij kwamen van F217, waar hun waarschijnlijke vader Jan Ennes in Spanheim voorkomt in 1651.

Met de eerdere bewoners [vanaf 1698] Petr: Ennes en Aijlke kan geen  directe familierelatie worden vastgesteld. De vader van Peter was de eerste gebruiker van dit perceel, een afsplitsing van Winsum F197. Deze Enne Pieters wordt samen met zijn vrouw Annetie in 1664 in Spanheim vermeld, en was een zoon van Pieter Allers, die voor boerderij F197 in 1643 het Schilligehamster Zijlvest tekende.

 

 

 

Spanheim

Behalve de hierboven opgenomen perceelnummers vermeldt Spanheim nog twee boerderijen die kennelijk voor 1832 onder de overige eigenaren zijn verdeeld. Het betreft bedrijven van ongeveer 40 gras elk.

 

Spanheim 115.3b

Dit is een afsplitsing van 115.3a, zie F128, op de kaart de.gele akkers.

Ao:1634 Witske getr: an Pieter Melis gebr: 40 1/2 gra: 32 roe: binnendijx en 5 1/4 gra: 20 roe: buitendijx

Ao:1679 Harmen Meertens en Anje

Ao:1698 Geert Pieters en Trijne

Ao:1704 de wed: Trijne getr: an Geert Onnens

 

id. =met Geert Onnes en Aafke Tonnis

Ad.203 met Berent Eijes en Anje Sijgers

 

Anje [Jacobs] in 1679 is dochter van Jacob Jansen, lb. op F109. Zij en Harmen zijn als bruidegoms halve moeij en aangetrouwde halve oom aanwezig bij het huwelijk van Cornelis Jacobs en Jantijn Joesten.

Berend Eijes en Anje Sijgers woonden op Halfambt 205, waaraan dit land dus in 1755 was toegevoegd. Hiernaast bezaten de bewoners van Halfambt 205 reeds in 1643 20 gras onbehuisd land in Schilligeham.

In 1806 komt geen zelfstandige vermelding meer voor en lijkt het toegevoegd aan Dorreven [zie verder aldaar], wat wordt bevestigd door de eerste kadastrale kaart in 1832.

Interessant is Geert Onnens in 1704. In 1737 [DTB Winsum, bruidegom van Schilligeham] trouwt hij nogmaals met Hindrikjen Pieters. Hun zoon Onne Geerts overlijdt in 1815 zonder kk., erfgenamen 2 volle en 3 half broers en zusters.

Onduidelijk is, waarom niemand van dit talrijke nageslacht opvolgt op deze plaats.

 

116.3

Spanheim vermeldt als vroege bewoners:

Meerten Cornelis in Schilligeham en Marretien gebr: 40 gra: binnendijx en 6 gra: buiten dijx

Ao:1640 Geesje wed:

Ao:1642 getr: an Arent Derx

Ao:1653 Ecke Claasen en Aaltien

Ao:1689 Pieter Johannes

116.3 43 1/4 g. =Pieter Johannes

 Ad.206 Aite Ekkes en Aaltje Folkerts

In 1643 tekent Arent Derx de oprichtingsacte van het Schilligehamster Zijlvest.

De identiteit van en verwantschap tussen de overige meiers is momenteel niet vast te stellen.

24 juni 1752 verkochten de erven Andries Peters en Lijsbeth Abels een boerderij groot 43 gr. huur 140 cgl. en 23 st. voor f. 1710 aan Aylke Eilkes en Aeltien Fockens. Aeltien kwam van Oldenzijl, voordochter van Stijntje Pieters.

Andries komt in het Register Huizinga voor als Andries Pieters Huizinga [VI 2 2, 1713-1751], doopsgezind leraar te Obergum. Hij moet de boerderij na 1721 van Pieter Johannes hebben gekocht.

Aylke verkoopt 23 jan. 1759 voor f. 2600 aan Heyne Ritzes en Trijntje Harms, hertrouwt met Tietie Jacobs en trekt bij haar in in Oldenzijl.

Heyne en Trijntje verkopen al op 14 juli 1764 aan de buurman [op boerderij F96] Pieter Jans en zijn derde vrouw Anje Alderts. Op 3 maart 1765 trouwt de dochter , uit het tweede huwelijk met Aaltje Harms, Anje Pieters met Barteld Hendriks Hopma, die vermoedelijk kort daarna op F96 opvolgen. Pieter Jans zal zich toen op deze boerderij hebben teruggetrokken. Hij moet voor 1774 zijn overleden.

In 1777 wordt deze boerderij in de vergadering van het Zijlvest vertegenwoordigd door Olgert Jans, broer van Pieter. Olgert was toen 68 jaar en zal de landbewerking aan zijn buur en neef hebben overgelaten.

In 1790 is ingeland de zoon Menne Olgerts en in 1805 Cornelis Jacobs Ritzema. Zij waren jonger en vermoedelijk ook zelf actief boer.

Hilje Luitjens [1753-1808] trouwde in 1784 met Menne en in 1799 met Cornelis. In de lijst Winsum 1811 wordt Cornelis vermeldt op #98, echter alleen tussen haakjes [=toestand 1806]. Na het overlijden van Hilje trouwde Cornelis in 1809 met Hieke Reintjes en trok bij haar in op de boerderij van zijn nieuwe schoonouders [Halfambt 76]. Daar vermeldt Van Winter hem in 1811 als [27]. Cornelis was zelf op Halfambt 74 geboren.

 

Groninger Courant 3 februari 1809

 

De kleine boerderij in Schilligeham wordt in 1809 te koop aangeboden.en de percelen worden vermoedelijk gekocht door bewoners van aangrenzende plaatsen.

In de OAT 1832 komt deze boerderij niet meer voor.

 

 

De totale grootte van de beschreven OAT percelen is 320 ha. Dit stemt ongeveer overeen met de 651 gras, die in Spanheim zijn opgenomen.

 

Zo zijn hierboven oorspronkelijk 7 bedrijven beschreven: Dorreven, 3 met een boerderij in het gehucht, 3 op lijn Oostelijk daarvan.

 Daarbij komt dan mogelijk nog Halfambt 205 in Maarhuizen en Oldenzijl, de boerderij westellijk van het oude Winsummerzijl.

 Dit zouden dan de 9 hoofdingelanden van het Zijlvest Schilligeham kunnen zijn geweest.

Mogelijk kan nader onderzoek hier meer helderheid in brengen.

Niet te verklaren is nog de toelatingsakte in 1705 van Jacob Jansen. Op grond van de in Spanheim vastgelegde mutaties zou men in 1664 de toetreding verwachten van Enne Pieters, die toen op 45 gras een afgesplist bedrijf begon.

 

Oldenzijl

Deze boerenplaats lag tussen Schilligeham en het Oude Diepje als de meest oostelijke van het Dijkrecht Schilligeham. De naam moet zijn ontleend aan de vroegere uitwatering van het Winsummerdiep, die eindigde nadat in 1629 de nabijgelegen bocht van de Hunze werd afgesneden. Van deze bocht resteert nu slechts een brede sloot, het Oude Reitdiep, zie de foto’s bij Weidelust [F178cs] hiervoor.

.

Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Beschrijving: Winsum - Boerenplaats © Frits Huisman

Woonhuis van Oldenzijl, na 1817 zonder land. Foto Frits Huisman [Winsum], 27 6 2006.

 

De overeenkomst betreffende het dijkrecht Schilligeham wordt ondertekend door Cornelis Reinders weduwe. Gezien de plaats in de ondertekening, de grootte [43 gras] en de identiteit van de andere ondertekenaars moet dit Oldenzijl betreffen.

Deze Cornelis Reinders en zijn opvolgers komen  in Spanheim voor op 117.3:

 

Spanheim 117.3

Aduart Fol:88

 [1632] Cornelis Reinders in Schilligeham ende Asse gebr: 43 gra:

Ao:1645 Gerrit Jacobs en Claaske

Ao:1689 Jan Gerrijts\

Ao:1699 Cornelis Jansen en Anje

Ao:1719 Eltijn[=Eltje] Jans getr: an Anje [Jans]

En verder:

1721: 117.3 53 3/4 g. =Eltje Jans en Anje Jans

1751: Ad.207 Eltje Jans en Stijntje Pieters

 

Claaske komt in een verkoopcontract van 1657 voor met het patroniem Ennes, dochter van Heere Ennes en Dedde [zie Land in Eigendom en F197]. Ook haar man Gerrit Jacobs wordt in dit contract genoemd. Jan Gerrits lijkt hun zoon Cornelis Jansen en mogelijk ook Eltijn hun kleinzonen.

Anje Jans [vermeld in 1719 en 1721] leefde nog in 1739 [toen woonde zij en Eltje het huwelijk van haar neef Jan Ailkes bij, zie OG III 2 8 en het commentaar daarop in GroninGEN 2013-1] en was in 1742 overleden. Dan is Eltje Jans [1691-1758] getrouwd [DTB Winsum] met Stijntje Pieters [1700-1750], beide zijn in Winsum begraven [zie Feith 16 en 21]. Stijntje was daarvoor [in 1725, DTB Baflo] getrouwd geweest met Folkert Henderkz, waarvan een dochter Aeltien met haar zal zijn meeverhuisd, om zich na haar huwelijk in 1752 te vestigen op 116.3. Evenals een andere dochter Hiske te vinden in:

 

RAG 734 612 folio 38 14 october 1777. Eite Ekkes en Tietje Jacobs woonagtig te Winsum dewelken bekenden en beleden opregt en deugdelijk schuldig te zijn aan Folkert Willems zoon van wijlen Willem Bartels en wijlen Hiske Folkerts de summa van drie honderd en vijftg Ca. Guldens zijnde penningen zo gemelte Tietje Jacobs voorgaande eheman Eltje Jans aan Folkert Willems moeder wegens hare vaderlijke en moederlijke nalatenschap en afkooppenningen schuldig was gebleven waarna de oude versegeling uit 1750 voor de rigter in Obergum beleden door de muize derwijze was beschadigt dat de hoofdzakelijke inhoud onleesbaar was geworden en over sulks geheel gemodifiseerd is en voornoemde debiteuren zullen genoemde 350 gulden over nemen etc.

 

Eltje hertrouwt [DTB Winsum] in 1752 nogmaals met Tietje Jacobs, die van 1759 tot 1785 voorkomt met haar tweede man Aite Eckes, daarvoor voorkomend op 116.3, dat hij in 1759 verkocht.

 

Groninger Courant, 11 februari 1785

 

Vanaf 1785 kan worden vermeld Sijmen Cornelis van Ham [1758-1817] in 1784 getrouwd met Anje Joosten [1762-1817], die de boerderij moet hebben gekocht, zie advertentie. Sijmen komt op de lijst van inwoners 1811 [zie Winsum 1982 p. 78] voor op nummer 99. Sijmen was geboren in de Molenkluft in Winsum, ouders Cornelis Jacobs van Ham en zijn eerste vrouw Grietje Sijmens. Cornelis volgde later zijn moeder Jantijn Joesten op op de ouderlijke boerderij, de middelste van het gehucht Schilligeham F109. Anje Joosten is dochter van Joost Jans, broer van Aldert Jans, zie F 128, kleindochter van Jan Jans en Aaltje Joesten, zuster van Jantijn. Symen en Anje zijn zo achterneef en -nicht

Na hun overlijden wordt het land in delen verkocht en eindigt zo de status van boerderij in het Dijkrecht.

Recent werd op de website van RTF-Noord bovenstaande foto van de boerderij opgenomen. Uit de commentaren daarop van naaste familie [veel dank daarvoor] van vroegere bewoners kan worden samengevat, dat deze tot 1936 werd bewoond door Pieter Bierling [*1903], die dan naar  Oosterstraat 30 in Winsum verhuist en daarna met familie in 1946 naar Canada vertrekt. Hij verkoopt aan Klaas Kasper en Kaatje van Olst, die er opnieuw het veebedrijf uitoefenen en in 1960 weer verkopen aan Menne Dijkstra. Een zoon J. M. Dijkstra volgt op. Klaas is een rechtstreekse afstammeling van Berent Allers en Swaentien Harmens, lb. in Barwerd [Oldehove].

Een uitgebreid artikel over Oldenzijl is te vinden in Infobulletin Winshem 2000-3.