4Nog steeds
in bewerking. Laatste update 23 december 2012. Tekst en
afbeeldingen © D J van Ham, tenzij een andere bron is vermeld. Bronnen
konden niet altijd worden achterhaald. Wie zijn geesteskind vindt, wordt
verzocht dit te melden aan djvanham@xs4all.nl.
waarna correcte vermelding zal plaatsvinden. DIJKRECHT SCHILLIGEHAM Een
overzicht van het gebied: Detail
van Topografische Kaart #62, 1905. In het midden het gehucht. Van de
middelste boerderij ten oosten daarvan is dan al niet veel meer over. Schilligeham
Het
gehucht Schilligeham [gemeente Winsum] is gelegen even westelijk van de
dorpskern daarvan. In het gehucht stonden 3 boerderijen tamelijk dicht bij
elkaar. Minuutplan,
1832. Detail van blad F1. Ook
de 3 vrijstaande boerderijen tussen het gehucht en Winsum worden wel als Schilligeham
aangeduid. In het gebied ligt verder nog ten Westen van het gehucht de
boerderij Dorreven. Merkwaardig genoeg wordt hieraan wel de plaatsaanduiding
Maarhuizen gegeven [zie bijvoorbeeld de kaart van Winsum in de Gemeente-Atlas
van Kuyper uit 1867], mogelijk omdat het oorspronkelijk tot dat kerspel
behoorde. Het
gebied van deze 8 boerderijen vormt een natuurlijke eenheid binnen de
volgende begrenzingen: in het Noorden het Winsummerdiep, het oosten het naar
het Zuiden afbuigende deel van het Zijldiep, uitkomend bij het oude
Winsummerzijl in de Oude Reit, die verdergaand afbuigt tot Zuidgrens, overgaat in het Reitdiep,
dat weer afbuigend ook de Westgrens vormt, om bij Schaphalsterzijl weer het
Winsummerdiep te bereiken. De
toestand wordt wel verhelderd door een détail uit kaart IV van Kooper: Kooper,
1939. Detail van kaart IV. Eigenlijk
tekent Kooper hier een aantal oude situaties over elkaar. Van g naar e en naar beide kanten verder loopt het Reitdiep in ruime
meanders tussen de oude dijken in een ruim stroomvlak. Bedacht moet worden,
dat het Reitdiep verder naar links tot 1877 in open verbinding stond met de
Lauwerszee, en er zo dus een vrij aanzienlijke getijdenwerking moet zijn
geweest. Behalve deze verbinding liep in oude tijden bovendien vanaf e een tak naar het Noorden tot in de
Waddenzee, op dit kaartje aangeduid met Hunze. In die tijd lag de Marne [op
de kaart vanaf de aanduiding [War]fhuizen west- en Noordwaarts] dus als een eiland tussen beide
Hunze-takken. Duidelijk
is zo te zien, dat het hele gebied aan de Oostoever van de Hunze [met daarin
de namen Mensingeweer, Maarslacht, Luttekehuizen en Schilligeham] in feite
een vroege rivierbedijking is van de Hunze. Mogelijk werd hieraan nog gewerkt
in 1371, toen in de bepalingen van het Schouwerzijlvest een speciale bepaling
met betrekking tot het voorwerk Hammen [Schilligheham] werd opgenomen [zie
Kooper akte C6]. De
vroegste vermelding van de naam Schilligeham is in een oorkonde in 950,
waarin de Duitse koning Otto I gronden schenkt aan het klooster in Pöhlde
[Harz]. Vandaar moeten deze dan bij de oprichting als bruidsschat aan het
klooster van Aduard zijn meegegeven. Het
land in het horizontaal gestreepte gebied bij de plaatsaanduiding Maarhuizen
is ouder, de kerk in Maarhuizen werd immers in 1211 gesticht. De
eenheid bleef bestaan tot in 1459 het Winsummerdiep werd gegraven [bij f de dijk kruisend, waar het
Schaphalsterzijl werd aangelegd]. Wel werd over het Winsummerdiep een brug
aangelegd, die de orientatie van Schilligeham op Maarhuizen in stand hield.
Pas toen deze, mogelijk in 1759, verdween was Schilligeham gedwongen zich op
Winsum te orienteren. Het
Winsummerzijl bij g is mogelijk
een modernisering van een vroegere situatie, toen een ruime boog ten Westen
van dat zijl naar een oudere uitlaatplaats leidde [zie ook Dijkema [1851] p.
235, die verwijst naar een akte uit 1323 “in welk jaar deze zijl moet gelegd
zijn”]. Dit oude tracée is nog duidelijk terug te vinden in de vorm van de
kadastrale percelen Winsum F102 en F103 van boerderij F 109 en aangrenzende
percelen. Voor een verdere beschrijving zie het
zeer oude diepje . Het
Winsummerzijl bij g werd
definitief overbodig nadat het Reitdiep in 1629 werd rechtgetrokken, en
vervolgens in 1640 de ruime bocht waarop het oude zijl uitkwam werd afgedamd.
Ter vervanging werd toen bij het Schaphalster- een tweede zijl geplaatst. Op
de kaart is deze rechttrekking het stuk, dat aan de onderkant van de kaart
leidt naar de A van Alinghuizen. Door
deze afdamming werden ook de 37 gras buitendijks land van boerderij F109, die
Spanheim nog in 1632 vermeldt, vanaf 1640 binnendijks. Pas daarna werd de toestand van het
afgescheiden land geformaliseerd in een afzonderlijk Dijkrecht. Uit de
overeenkomst van 21 dec. 1643 in het oudste administratieboek blijkt dat de
dijk van Schilligeham toen gemeen is gemaakt, zodat het onderhoud gras
gras-gelijk op de gezamenlijke landen van de provinciemeiers kwam te liggen;
de negen, sinds 1705 tien, meiers wezen twee uit hun midden als dijkrechters
aan. Samen met de eigenaar van het huis Bellingeweer, die zich vanaf dec.
1659 schepper van het dijkrecht mocht noemen, voerden zij de schouw en
verrichtten zij andere noodzakelijke werkzaamheden. De meest westelijke punt
van het gebied van het dijkrecht behoorde tot het kerspel Maarhuizen; de
onderhoudsplichtige van de Maarhuisterdijk hebben zich in 1648 formeel bij
het dijkrecht aangesloten. De ingezetenen van Schilligeham en Maarhuizen
hebben de schouw over pompen en tochten in 1649 eveneens gezamenlijk aan het
dijkrecht (of zijlvest) opgedragen. Het dijkrecht is in 1856 in het waterschap
Hunsingo opgenomen. Twee dijkboeken met besluiten van dit
Zijlvest bevinden zich in het archief van het Noorderzijlvest te Groningen.
Afzonderlijk wordt daar nog bewaard de overeenkomst waarin Jacob Jans in 1705
tot het Zijlvest toetreedt. Eigen
foto 2006 van het projektbord bij de Zijlen. Op
bovenstaande foto is centraal het vernieuwde Schaphalster- en Winsummerzijl
te zien. Daarachter in fraaie wijde bochten het Reitdiep. Rechtsboven ziet
men nog juist de uitmonding daarin van het water dat naar het Schouwerzijl
leidt. Dit is dus de plek, waar lang geleden een Hunzetak naar het Noorden
liep om uiteindelijk in de Waddenzee uit te monden. Hier is dus in de loop
der tijd een Zuid-Noord stroomrichting omgedraaid naar Noord-Zuid. De
achtergrond hiervan is, dat door de aanslibbing van de kwelders in het
Noorden van de Marne en het Halfambt daar hoogten werden bereikt die
aanzienlijk [tot 200 cm] hoger waren dan bij Schouwerzijl. Dit proces moet
zich over enige eeuwen hebben uitgestrekt. Tot 1521 was er nog een restant
van de noordelijke afwatering door de Westernielandstermaar vervolgens bij
Hiddingezijl de oude dijk kruisende. Dit zijl is in dat jaar afgedamd [zie
ook Halfambt p. 74]. Schilligeham
is door Jan Heidema [directeur Rijks Middelbare Landbouwschool te Groningen
1893-1935] “het beste hoekje groenland ter wereld “ genoemd. Zie Winsums Verleden [1957] p. 235. Dorreven
Winsum
F44 cs De meest westelijke boerderij behoort vanouds
tot de landerijen Onsta [zie Geschiedenis], kerspel Maarhuizen. en het
gehucht Schilligeham is voormalig voorwerk van het klooster in Aduard en
daarna kerspel Winsum. Maar door de ligging en mandelige dijken behoort
Dorreven wel tot het Dijkrecht Schilligeham. Dorreven.
Dank voor deze fraaie afbeelding aan Cor Enter. Dit
is de ouderlijke boerderij van de familie Vennema, gelegen 750 m westelijk
van Schilligeham. De ontsluiting is echter vanuit het westen, waar een weg
loopt naar de brug over het Winsummerdiep te Schaphalsterzijl. Indien
genoemd, is de naam van de boerderij steeds Dorreven. Voor de locatie komt op
de Gemeente-Atlas in 1867 de naam Maarhuizen voor. Dit herinnert eraan, dat
voor het graven van het Winschoterdiep in 1459 het gebied direct aansloot bij
het iets noordelijker gelegen Maarhuizen bij Ranum. In de genealogische
literatuur komt naast deze naam echter ook als locatie de aanduiding
Schilligeham of Schaphalsterzijl voor. Door de familierelaties kan worden
vastgesteld, dat het steeds gaat om dezelfde boerderij genaamd Dorreven. De
omliggende landerijen waren afkomstig uit het bezit van het klooster in
Aduard, en zijn daarom na de Reductie als provincie-eigendom opgenomen in
Spanheim. Dorreven is het aanvankelijk onbehuisde zuidelijke deel van de
Lutkehuisterheerd, tot even voor 1576 bezit van de familie Onsta [zie verder
De Jong in Winshem 2002], en komt in Spanheim daarom niet voor. In
1630 werden deze onbehuisde landen gerechtelijk verkocht en zullen dezelfde
zijn als de 80 gras waarvoor op 21 december 1643 Gerret Jansen de
oprichtingsakte van het dijkrecht Schilligeham tekent. Gerret was
provinciemeier op Wierdaheerd [Halfambt 216]. Op de presentielijst van de
jaarlijkse vergadering van het Zijlvest van 1654 staat Jan Ubbes [bij
Halfambt 216 als Jan Obbens vermeld], de schoonzoon van Gerret, en in 1675 de
zoon Ubbe Jansen. Vermoedelijk
al voor 1800 wordt daaraan het land van Spanheim 115.3b, ruim 40 gras, toegevoegd. Bij
de eerste kadastrale inmeting in 1832 werd aan de boerderij het kenmerk F44
gegeven. Dit stond op naam van Freerk
Jacobs Vennema [1761-1831] evenals de percelen F25-34, F39-66, F66, F120,
F122, F139-40 en F142, tesamen ruim 54 hectare. In later jaren is daar door
aankoop nog ruim 9 hectare aan toegevoegd. Freerk
was een zoon van Jacob Remges
[1728-1784, zie Grafschriften Winsum 32] en Menstje Freerks [1735-1768, zie Grafschriften Winsum 25]. Jacob
hertrouwde met Antie Roelfs, die
na zijn overlijden zelf hertrouwde met de buurman van F96 Barteld Hopma.
Freerk was een kleinzoon van Remge
Jans [*1687] en Jantien Luytiens. Daarvoor woonden op
de boerderij Jan Remts en Eltje Jacobs [*1658], de ouders van Remge.
Eltje was een dochter van Jacob Jansen [zie boerderij Winsum F109]. Jan
en Eltje trouwden op 17 november 1678. Vermoedelijk kochten zij de onbehuisde
landen van de bewoners van Halfambt 216 en bouwden er een boerderij. Zo waren
zij mogelijk de eerste bewoners. Winshem
1997-2 Freerk
was gehuwd met Henderica Wiersema
[1764-1846], die na zijn overlijden in 1831 als weduwe de boerderij bewoonde.
In de achtergevel van de schuur, gebouwd in 1797, waren boven een van de
deuren de initialen FJ (Freerk Jakobs) en HW (Hendrika Wiersema) aangebracht.
Ook het jaartal 1797 kon men daar aantreffen (zie foto). Waarschijnlijk
verving deze boerderij een behuizing van de eerdere bewoners. Hun
oudste zoon Jacob Freerks Vennema [1787-1826]
vestigde zich met zijn vrouw Attje
Doornbosch [1788-1823] na hun huwelijk in 1812 op Wadwerd in Usquert [zie
voor deze boerderij Hogeland 89]. Beiden waren zo reeds overleden toen Freerk
in 1831 stierf. Verder had Freerk 3 dochters en een jongste zoon Hindrik Freerks Vennema [1805-1869].
Deze trouwde in 1840 met de dochter van de predikant te Winsum Margrietha Johanna van der Tuuk
[1799-1854]. Het
is zeer wel mogelijk, dat Hindrik zijn moeder na het overlijden van zijn
vader in 1831 heeft bijgestaan in de leiding van het landbouwbedrijf op
Dorreven. Margrietha
was bij haar huwelijk 41 jaar oud, en zij en Hindrik kregen slechts een kind,
een dochter. Mogelijk speelt dit gebrek aan opvolging een rol bij de
blijkbare beslissing Dorreven te verkopen. Daar en op Wadwerd komen in latere
jaren geen Vennemas meer voor. Kopers
worden in 1845 Willem Aaldriks
Hoeksema [1800-1865] en Jetske
Pieters Martini [1813-1879], achternicht van Freek Jacobs Vennema. Zij
was een dochter van Pieter Pieters Martini, broodbakker te Winsum, en
Elisabeth Klasen Reinders, kleindochter [moederszijde] van Klaas Geerts, lb.
in Klein Garnwerd op de plaats van zijn vader de vee enter, en Jantjen
Eylkes, dochter van Eylke Freerks, lb. op de boerderij bij het kerkhof in
Maarhuizen. Stijntje Geerts, zus van Klaas, was getrouwd met Remge Jacobs
Vennema, lb. op Syboltsheerd in Maarhuizen, broer van Freerk Jacobs Vennema. Willem
Aaldriks Hoeksema was eerder getrouwd met Antje Hindriks Stooksel [1797-1831], waarvan de dochter Jantje Willems Hoeksema [1829-1894]
in 1851 trouwt met Roelf Luitjens
Martini [1829-1913], neef [tantezegger] van Jetske. Dit echtpaar volgt in
1865 op. Hun
zoon Klaas Martini [1856-1933]
trouwt in 1889 met Ludgerdina Luitjens
[1860-1933], en zij worden in 1915 opvolgers op de boerderij. De
drie zonen van dit echtpaar zijn begraven op het kerkhof te Maarhuizen, ruim
een kilometer ten Noorden van Dorreven bij Enne Jans Heerd. Steven Jan
Martini [1892-1957] was neuroloog-psychiater in Groningen. Willem Roelf Martini [1891-1941] en Roelf Tiemen Martini [1895-1965]
bewoonden vanaf 1937 ongehuwd de
boerderij. Verder
meldt Winshem nog: In
de vergadering van 13 februari 1962 besloot de gemeenteraad van Winsum
Dorreven aan te kopen van Roelf Tiemen
Martini. De bijbehorende landerijen hadden toen een totale oppervlakte
van ruim 42 hectare. De overwegingen die burgemeester en wethouders van
Winsum in hun voorstel aan de raad opnamen, gaven een duidelijk beeld van de
keuze waarvoor de zich uitbreidende gemeente op dat moment stond: ’Het nog
voorhanden zijnde bouwterrein in Winsum zal binnen afzienbare tijd geheel
zijn uitgegeven’. Op dat moment was het echter nog niet bekend of de
uitbreiding van Winsum in westelijke of oostelijke richting zou gaan. Dorreven
zou als ruilobject kunnen dienen, zowel voor de gronden gelegen ten oosten
van de spoorlijn, als voor de gronden ten westen van de provinciale weg. De
uitbreiding ging uiteindelijk in oostelijke richting (Ripperda) maar van
enige ruiling van gronden was geen sprake: de boerderij Ripperda met
bijbehorende landerijen werd namelijk ook door de gemeente aangekocht.
Dorreven was daardoor voor de gemeente overbodig geworden. De gemeente heeft
het nog gedurende tien jaren verhuurd. Op 11 september 1972 werden boerderij
en landerijen aan diverse kopers verkocht. De boerderij, die gedurende een
aantal jaren niet meer werd bewoond, raakte in verval en verdween
langzamerhand van de aardbodem. Als
bijzonderheid is nog te vermelden de ijzeren kogel, die sinds mensenheugenis
op de achtergevel van de boerderij gemetseld was en die sedert de afbraak
daarvan in het bezit is van de gemeente Winsum. Deze ijzeren kogel is, naar
overlevering, in 1672 vanuit Aduarderzijl over het Reitdiep geschoten.
Vermeldenswaard is verder dat na de sloop van de borg ‘De Brake’ in 1875,
diverse onderdelen hiervan werden verwerkt in de gang van de boerderij. F96 cs
Spanheim 116.1 OG p.858 Dit
is de noordelijke boerderij in het gehucht, die enige generaties werd bewoond
door telgen van de familie Hopma. Ten
tijde van de eerste kadastrale inmeting in 1832 was dat Pieter Hopma [1769-1835], in 1799 getrouwd met Aafke Swaagman [1773-1844]. Zijn
oudste zoon Pieter vertrok naar Ripperda, van welke familie hij dochter
Grietje trouwde. Zijn jongere broer Jan
Hopma [1803-1874] bleef op de boerderij in Schilligeham en trouwde in
1845 met Helena Smit [1818-1859].
Ook van de volgende generatie vertrok de oudste zoon naar Ripperda. Na het
vroege overlijden van zijn neef Pieter Pieters Hopma [1832-1878] trouwde hij
in 1882 met de weduwe Weijke Dijksterhuis [1846-1922]. Zijn jongere broer Jan Jacob Hopma [1849-1926] bleef in Schilligeham. Hij was in
1877 eerst kort getrouwd met Henderika
van Ham [1855-1878], de allerjongste van de 15 kinderen van Kornelis van
Ham op het Wildeveld [zie hierna]. Daarna hertrouwde hij in 1882 met Auktje Buist [1852-1939]. Onder hun
kinderen waren geen opvolgers op deze boerderij. Helena en Eltje trouwden met
leraren, Aafke werd directrice van het stadsziekenhuis in Purmerend en twee
anderen overleden jong. Beide echtelieden overleden in Groningen, waar zij
mogelijk vanaf 1893 als gepensioneerden leefden na de verkoop van hun
boerderij [zie verder]. Rentje Meertens Ritzema [OG VI 123 5, 1844-1930] werd geboren op Dijkemaheerd in
Westernieland [zie Halfambt 109] als zoon van Meerten Jans Ritzema [OG V 46
6, 1808-1855] en Aaltje Hommes Noordhuis [1815-1884]. Na het overlijden van
Meerten in 1855 hertrouwt Aaltje in 1860 met Popke Eilkes Noorman
[1817-1888]. Rentje trouwde in 1877 met Hilje Oosterhof [1839-1888] en zijn moeder en stiefvader woonden toen nog op
Dijkemaheerd. Daarom moest hij naar een andere boerderij omzien en OG
vermeldt hem als landbouwer te Schilligeham en koper van de boerderij van Jan
Hopma in 1893 voor de koopprijs van f 42.000 [zie OG p. 1826]. Na 1888 volgt
op Dijkemaheerd de jongere broer Harmannus op. Hij was ook de eerste bewerker
van de Ommelander Geslachten [zie de inleiding tot de eerste druk]. Een
achterneef Jacob Ritzema [OG VIII 838 6] trouwt Eltje Kunje Hazenberg, die
opgroeide op de zuidelijke boerderij van het gehucht. Na
het overlijden van Hilje hertrouwt Rentje in 1892 met Aaltje Rentjens Kadijk [1849-1933], afkomstig uit de familie van
zijn grootmoeder. Van
de kinderen van Rentje en Hilje vermeldt OG ook van Hendrik Popko Ritzema [OG VII 291 1, 1878-1957] dat hij
landbouwer was te Schilligeham. Hij trouwde in 1917 met Cornelia Ekkes de Vries [1883-1941] en werd opgevolgd door zijn
zoon Ekko Ritzema [*1919]. Daarna
volgen omstreeks 1945 Bastiaan Jacobus
Trouw en Kaatje Jacoba van Etten. Huidige
bewoner Dolf van Dijk, op het
adres Schilligeham 8, eerder lb. op de middelste boerderij van het gehucht
als opvolger van zijn vader en broer. Pieter
was een zoon van Barteld Hendriks
Hopma [1743-1801] en Anje Pieters
getrouwd op 3 maart 1765. Zij was de dochter van Pieter Jans en Aaltje Harms,
die in Spanheim voorkomen bij het jaar 1751. Na overlijden van Anje
hertrouwde hij in 1785 met Antie
Roelfs, dan weduwe van de buurman Jacob Remges op Dorreven. Barteld wordt
vermeld als schepper, hij kwam van Bedum. Bij
de afbeelding van de boerderij in OG [zie p. 858] wordt als bouwjaar 1776
vermeld. Barteld Hopma was toen ongeveer 35, en moet de bouwheer zijn
geweest. In 1764 kochten zijn voorstanderen voor hem een plaats van 103 gras
in Bedum, maar zijn kk. werden vanaf 1766 allen in Schilligeham geboren. Spanheim
vermeldt in 1632 als bewoners Roelf Gerrits en Cornellisjen, in 1635 hun zoon Wridser Roelfs
gehuwd met Geeske
en in 1673 de zonen Bouwe en Gerrit Wridsers. In 1683 trouwde Bouwe met Corneliske
Peters, die na zijn overlijden in 1693 hertrouwde met Lubbert Fockes. Het laatste
echtpaar vermeldt Spanheim ook in 1693. Writser
Bouwes, zoon uit het
eerste huwelijk, trouwt in 1711 met Anje Berents. Zij kwam uit Pieterburen,
waar haar familie landbouwers waren op Themaheerd en Hoogheemsterheerd
[Halfambt 126 en 127]. Spanheim vermeldt hen in 1719 en 1721, Anje
met het patroniem Peters van haar vader, Berend Peters. Writser
zat blijkbaar in de financiele problemen, waaruit hij werd verlost door de
hopman Pieter van Ham, die in 1721 kocht vrij van geschenk betalende de
huurschuld van f. 1446 10 st. en alle gerechtskosten. Pieter was een zoon van
Jacob Pieters, die in 1693 trouwde met Gaaske Cornelis, dan weduwe op
buurboerderij F109. Hij was uit een eerder huwelijk van Jacob, was in Ranum
geboren en moet als kind zijn meeverhuisd met zijn vader. In 1710 trouwde hij
in Groningen met Geertruida de la
Motte, weduwe van Lambertus van Bolhuis. Pieter bleef in Groningen en liet
aan Writser Bouwes en vrouw de bedrijfsvoering van de boerderij over. Van
Writser Bouwes en ook van zijn verdere familie zijn geen kinderen bekend. Zo
kwam de boerderij aan Pieter Jans,
zoon van Jan Olgerts, zelf broer van Cornelske
Olcherts, die met Aldert Ennes
lb. is op plaats F217. Pieter trouwde Aaltje
Harms in 1742. In het Kerkeboek
wordt Pieter huisman te Schilligeham genoemd. Huisman is dan weer
doorgehaald. Hij woonde er toen dus wel, maar mogelijk was de opvolging van
Writser Bouwes nog niet geheel rond. Pieter Jans is een zoon van Jan Olgerts, kleinzoon van Olgert Jans, lb. op Groot Boskamp te
Zuidhorn, en achterkleinzoon van Jan
Olgerts en Grietie Cornelis.
Bij hun huwelijk in 1640 wordt zij dochter genoemd van Cornelis Jacobs.
Mogelijk is dit dezelfde persoon als de vader van Anna Coornelis, zie F 109.
Deze Cornelis Jacobs en Alijt Jeltes waren lb. in Alinghuizen [Klein
Garnwerd]. Geheel zeker is dit niet. Zoals
bij haar huwelijk in Winsum is aangegeven kwam Aaltje Harms uit Feerwerd
[gemeente Ezinge], waar haar geboorte in 1717 in het Kerkeboek is opgetekend.
Ouders Harm Douwes en Anje Wolters. Op
een landmeterskaart uit 1729 [zie Halfambt p. 102] van het gebied tussen
Schaphalsterzijl en Maarhuizen is bij de percelen, in 1832 genummerd Winsum F
82 en 83 en op naam van Pieter Hopma, aangetekend: eigenaar Joost Clasen. Hij
was bewoner van de boerderij bij het kerkhof in Maarhuizen en zijn dochter
Jantien was in 1726 getrouwd met Jacob Cornelis [van Ham], de bewoners van de
naastgelegen boerderij. F 96 rood Inmiddels
kan het landbezit per eigenaar zeer fraai worden zichtbaar gemaakt op www.hisgis.nl De gegevens uit OAT 1832 met de
topografische kaart 1905 als achtergrond
geven de duidelijkste resultaten. F109 cs
Spanheim 114.3 Toestand
voor 1910. In 1911 werd het voorhuis gesloopt en opnieuw gebouwd en in 1933 brandde
de boerderij geheel af. Dank voor deze zeldzame afbeelding aan Cor Enter. Nieuwe
provinciale Groninger Courant, 29 juli 1941. Een volgende brand. Toestand
na deze brand in 1941 met de karakteristieke herbouwde schuur. Bron DVD Cor
Enter, 2012. Als
oudste bewoners van de boerderij vermeldt Spanheim in 1632 Jan Jacobs en Anna. Bij de oprichting van het Dijkrecht Schilligeham in 1643
ondertekent Jan Jacobs als Johan Jacobs [Winshem 1982 p, 123] voor het dan op
een na grootste bedrijf. Na de afsplitsing in 1664 van 45 gras van het
bedrijf van Peter Allers is zijn bedrijf het grootste. Eerdere provinciale rekeningen
vermelden in 1622 dat Jan hertrouwt met Anna. In de rekening van 1624 wordt
als haar patroniem Coornelijs
vermeld. Haar ouders Cornelis Jacobs
en Alyt Jeltes waren lb. op de
grote boerderij in Alinghuizen [Klein Garnwerd]. Alyt was mogelijk een dochter
van Jelte Peters en Bate Jacobs, lb. op Sywertsmaheerd te Kantens, en zeker
kleindochter van Jacob Goens en Martje, lb. op Smeersum te Warffum. Aan
deze eerdere provinciale afrekeningen per klooster [met veel dank aan Jacques
Tersteeg voor de vele afschriften] kan nog het volgende worden ontleend: In
1613 had Jan Jacobs de huur overgenomen van Reyner Jacobs. Zijn huur was in 1808 aangevangen. In 1614 krijgt
Reyner een korting van 150 daalder op nog verschuldigde [mogelijk oude?]
huren, “ten respecte van sijne grote schaeden, so deur den brandt, als anders
geleden”.[Staats-Resolutien p. 131]. Een eerdere bewoner is Eeuwke Ennes, die reeds in 1595 wordt
genoemd. In 1605 is hij plotseling verdwenen. Ook is uit 1583 een document
bekend [Charters Van den Hove deel 5 no. 394], waarin Jan Jacobs voorkomt, die toen op deze boerderij [dan reeds groot
91 gras] moet hebben gewoond. Vermoedelijk is hij de eerste huurder van dit
deel van de Corpuslanden, het voormalige voorwerk. De
herkomst van deze drie mannen is niet duidelijk en hun nageslacht onbekend.
In de Staats-Resolutien wordt vanaf 1595 keer op keer besloten alle
Corpuslanden aan de meestbiedende te verhuren, een blijkbaar moeizaam proces,
dat aanvankelijk, in onzekere economische omstandigheden, alleen mislukkende
vrijbuiters als Jan, Eeuwke en Reyner aantrekt. Eerst in 1613 [na enkele
jaren Twaalfjarig Bestand?] durft Jan Jacobs, vermoedelijk uit een
kapitaalkrachtige en deskundige Maarhuizense landbouwersfamilie, het aan een
nieuwe poging te wagen tot het nog een keer stichten van een nieuw bedrijf. Voor
1600 is de oorspronkelijke bedrijfsgrootte 91 gras. Hieraan wordt in 1608 12
gras van zaliger Evert Simons toegevoegd en in 1611 worden 2 gras
overgedragen aan buurman Lue Janssen. In de Staats-Resolutien [p. 287] komt
de goedkeuring van de overdracht in 1634 voor van 11 gras, afkomstig van een
andere buurman Jan Luirts [F197]. Bij de oprichting van het Dijkrecht
Schilligeham in 1643 ondertekent Jan Jacobs zo voor een bedrijf van 112 gras. In 1651 worden de oudste zoon Jacob Jansen [1626-1690] en Annetien als beklemde meiers
ingeschreven. Zij doen pas op 11 maart 1655 belijdenis in Winsum, de vrouw
wordt dan zijn huisvrouw Antie Tijssen genoemd. Op 26 april 1654 wordt hun
oudst bekende en 1 januari 1667 wordt hun jongste kind in Winsum gedoopt. Hun
huwelijk moet dus voor 1654 en haar overlijden na 1667 hebben plaatsgehad. Op 7 april 1678 hertrouwt Jacob met Gaaske Cornelis [*1655], die op 6
juni 1679 in Winsum belijdenis doet. Gaaske is jonger dan haar oudste
stiefkind. Spanheim vermeldt: Ao:1694 de wed: Gaaske getr: an Jacob Pieters. Jacob Pieters kwam van Ranum, waar hij in
1693 met Gaaske was getrouwd. Verder is nog interessant Pieter van Ham,
die op 10 juni 1710 in Groningen trouwt met Geertruida Lamotte. Mogelijk is
hij een zoon van Jacob Pieters en zijn eerste vrouw Aaltje [† 1688] en als
jongen met zijn vader omstreeks 1693 naar Schilligeham meeverhuisd. Op grond
van die woonplaats was hij terecht de eerste gebruiker van de achternaam Van
Ham, ondanks het ontbreken van een directe familierelatie met de latere
naamdragers. Deze Pieter wordt verder genoemd bij de financiering van de
aangrenzende noordelijke boerderij in het gehucht. Mogelijk lag het wel in de bedoeling, dat
na zijn huwelijk in 1686 [op Pinkstermaandag] de oudste zoon uit het eerste
huwelijk Jan Jacobs naar Ranum zou vertrekken, maar kon dit door gezondheid
en leeftijd van zijn vader geen doorgang vinden. In november 1686 werden de
landerijen om Ranum daarna ook nog tijdelijk onbruikbaar door de St.
Maartensvloed, en vervolgens overleed zijn vader in 1690. Aan deze
overgangsperiode komt een einde als Jacob Pieters op 6 juni 1693 met Gaaske
trouwt, en pas dan kan Jan Jacobs definitief naar Ranum vertrekken. Een dochter uit het eerste huwelijk van
Jacob Jansen, Eltje Jacobs, trouwt in 1678 met Jan Remts en vestigt zich met
hem op het aangrenzende Dorreven, waar zij vermoedelijk het eerste huis op de
tot dan onbehuisde landerijen bouwen. De eerste zoon uit het huwelijk van Jacob
Jansen en Gaaske Cornelis, Cornelis
Jacobs [1679-1752] en zijn vrouw Aukje
Symens [1672-1745] volgen op. Zij trouwden op 27 december 1701 in
Mensingeweer. Volgens zijn graf [Feith, Winsum 17] is Cornelis in Schilgeham
overleden. Spanheim meldt hun aantreden
als beklemde meiers in 1703, in 1721 waren zij dat nog steeds.Op het graf 17 van Cornelis Jacobs in Winsum komt zijn
huismerk voor: Feith
Winsum 17. Daarnaast
vermeldt Feith op dit graf Winsum 17 een boom en 3 klaverbladen, 2.1. Dat wil
zeggen 2 bladen boven en 1 beneden, dus juist andersom als in het embleem van
Hopma. Aan dit graf zal het een gipsmodel zijn ontleend, dat voorkomt in de
verzameling van H. P. van Ham [achterneef van de auteur] te Haren. Eenzelfde
embleem komt voor op het graf Winsum 38 van Aeilke van Ham [† 1826]. Grafsteen [eigen foto 2018 in koor
Torenkerk Winsum, waar belichting lastig] Gipsmodel
[Foto H. P. van Ham] Hun oudste zoon Jacob Cornelis [1702-1757] trouwde in 1726 met zijn nicht Jantijn Joesten [1704-1782]. De familiebetrekking tussen neef en nicht
is: , Na het overlijden van Joost Clasen
omstreeks 1707 hertrouwde Grietje Symens in 1709 met Jacob Jans [*1683 op
Dorreven], een zoon van Eltje Jacobs, halfzuster van Cornelis Jacobs en de
eerste vrouw van zijn vader [zie boven]. Met haar beide mannen woonde Grietje
Symens op de boerderij bij het kerkhof [Halfambt 209], later genaamd Enne
Jans Heerd, in Maarhuizen. Spanheim vermeldt Jacob en Jantijn in
1751, een scheidsacte uit 1727 [zie OG p.55] echter dan al als wonende te
Schilligeham. Volgens de NH lidmatenlijst Winsum woonde Jantijn daar [dan als
weduwe] nog in 1764. Haar oudste zoon Cornelis Jacobs [1728-1801] woonde toen volgens dezelfde lijst
met zijn tweede vrouw Aaltje Ames [1734-1799]
in de Molenkluft te Winsum. Zij trouwden in 1761 en moeten kort na 1764 in
Schilligeham hebben opgevolgd. De moeder/weduwe overleedt in pas in
1782, mogelijk in het dorp Winsum: Grafsteen [eigen foto 2018 in koor
Torenkerk Winsum] Aaltje Ames was een dochter van Aam
Peters en Aeilke Blicksema [1693-1765]. Aeilkes ouders, Sijtje Jenties
Blicksema [geboren in Friesland] en Maria Wiersema [1656-1728] woonden op
Tijum. Het voorgeslacht van Maria is: Maria is een zuster van Garbrant
Wiersema, die met Trijntje Cornelis [zuster van Gaaske, zie hiervoor] op
Kloosterwijtwerd [Hogeland 72] woonde. In 1800 is Cornelis Jacobs 72 jaar en
moet bij de bedrijfsvoering zijn bijgestaan door enkele van zijn 4 zoons,
waarvan Ame van Ham [1763-1819, Van Winter 188] en Aeilke van Ham [1770-1826, Van Winter 203] landbouwer bleven. Ame
trouwde in 1802 met Grietje Huizing en volgde zijn schoonouders op [zie
Halfambt 209]. Aeilke bleef op de ouderlijke boerderij en trouwde in 1804 met
Elisabeth Brommersma [1778-1821].
Van de 2 andere zoons werd Gerrit ongehuwd rentenier en Joost steenfabrikant,
beiden te Winsum. Bij
zijn overlijden in 1826 moet Aeilke 2 kinderen hebben gehad. Zijn grafschrift
[Winsum 38] meldt hierover: Twee
kindren stonden bij dit graf Terwijl
hun vader zonk Hun
moeder was hem voorgegaan Nu
bleven zij als wezen staan Maar
dankende altijd God Die
hun zulke ouders schon. Let
op het elegante rijm abba met een langere eerste en laatste zin. Bij
de eerste kadastrale inmeting in 1832 werd aan de boerderij het kenmerk
Winsum F 109 gegeven. Dit stond toen op naam van de erven Aeilke van Ham
evenals de percelen F101-114, F144-162 en F164-169. Dit vertegenwoordigde
tesamen een aaneengesloten grondbezit van iets meer dan 55 ha gelegen van
iets benoorden de boerderij op een grillig gevormde strook van meer dan 1,3
km lang naar het zuiden tot aan de Oude Reit. De
op het graf van Aeilke genoemde kinderen zijn Aaltje van Ham [1813-1848] en Johannes Cornelis van Ham [1816-1844]. Zij waren toen 13 en 10
jaar. Johannes Cornelis wordt genoemd als landbouwer op de ouderlijke
boerderij, die hij vanaf ongeveer 1837 zelfstandig kan hebben bestierd. Hij
stierf ongehuwd. Aaltje
trouwde in 1835 met Olfert Cleveringa
[1806-1866], de zoon van Klaas Cleveringa [1770-1834], lb. op Mentaheerd
[Ezinge B 406cs.], kleinzoon van Olfert Jans en Jantje Jacobs Vonk, lb. op
dezelfde boerderij. Deze Olfert Jans is een broer van Pieter Jans [zie F96]. De
eerste dochter van Aaltje van Ham en Olfert Cleveringa wordt in 1836 nog in
Schilligeham geboren, maar de tweede Trijntje is in Ezinge ingeboekt.
Daartussen moet het gezin dus zijn verhuisd, nadat Johannes Cornelis van Ham
21 was geworden. Vermoedelijk bestond al in 1826 het plan Olfert tot zolang
in Schilligeham te parkeren omdat voor zijn vader Klaas dan een opvolging op
Mentaheerd beter uitkwam. Wel waren onvoorzien beide ouders Cleveringa in
1834 plotseling overleden, maar dit ongemak kan door de jongere broer Jan
Klasen [1808-1845] zijn overbrugd. Een
nieuw ongemak treedt op, als in Schilligeham Johannes Cornelis in 1844
overlijdt. Daarna
treedt Harm Ewolts Brugma wel op als
getuige/nabuur, hij wordt dan o.m. zetboer genoemd. Aan
die ellende komt pas een einde als in 1861 Jan Jans Boer [1836-1886], trouwt met Olferts oudste dochter Elisabeth Cleveringa [1836-1928] en
zij kunnen opvolgen. Jan kwam van Barnegaten [Warfhuizen 2], waar zijn oudere
broer Jurgen bij de opvolging van zijn vader voorging. OG meldt dan ook over
hem: landbouwer eerst te Warfhuizen en daarna te Schilligeham. De zoons Jan
en Olfert treden na de dood van hun vader in 1886 wel op als getuige/nabuur.
In 1891 verkoopt Elisabeth, dan weduwe, aan haar broer Klaas Olferts Cleveringa, reeds lb. op F178, die mogelijk de
boerderij verhuurt. In 1890, 1892 en 1893 geeft Jan Beukema de geboorte van een kind aan, getuigen Aldert Pieters Sybolts [F128] landbouwer en Jan Jacob Hopma [F96] landbouwer. Bij de geboorte van een vierde kind in 1894 is in
plaats van Hopma Rentje Ritzema
[F96] oud vijftig jaren landbouwer te
Winsum getuige. Jan is in 1890 getrouwd met Anje Geertruida Martini. Er zijn ook advertenties in 1904 en
1910, waarin deze boerderij voor 6-jarige verhuur wordt aangeboden. In 1910
wordt de voorgaande gebruikers genoemd: Leeuwarder
Courant 11 januari 1910, Van
deze Jurjen en Popko Hofman koopt de eerste in 1911 de aangrenzende plaats
F217. In
1920 volgen, dan komende van Aduard, Kornelis
Jaarsma [*1887] en Gettje de Boer
[*1887], die in 1922 kopen van Martje
Siersema, weduwe van Klaas. Zij waren in 1909 in Doniawerstal getrouwd, waar
ook hun oudste kk. werden geboren. Twee dochters trouwen in Winsum. In 1947
volgt hun dochter, Jitche (Jikke) Jaarsma en haar echtgenoot Pieter
van Dijk, zoon van Jacob van Dijk en Trientje Slofstra, afkomstig van
Roowolt [Halfambt 234] in Onderdendam, hen op. Uit dit huwelijk zijn te
Schilligeham 8-kinderen geboren. Van 1976 tot
1979 gaat vader Pieter met zoon Jacob Cornelis (Jaap) van Dijk een
maatschap aan. Van 1979 tot
2001 is broer Doede (Dolf) van Dijk de bewoner, die daarna te vinden
is op de aangrenzende boerderij Schilligeham 8, zie hierboven. Daarna
volgt J. Ketelaar, op het huidige
adres Schilligeham 7. Naar
elders Een
oudere broer van Aeilke, Ame van Ham [1763-1819],
wordt lb. op Enne Jans Heerd [Halfambt 209] in Maarhuizen. Zijn vrouw is Grietje
Ennes Huizing [1770-1837], dochter van de naamgever van deze boerderij. Zijn
zoon Kornelis van Ham [1803-1881]
trouwt Anje Hopma [1810-1875],
dochter van Pieter Bartelts Hopma [zie F96] en wordt met haar lb. op
Wildeveld [Halfambt 207]. Daarna telt de familie veel renteniers; het
boerenbedrijf wordt overgedragen aan geparenteerde families, zoals de
families Huizing, Hopma en Stol Jongere generaties Van Ham bezoeken de in
1867 opgerichte RHBS in Warffum [de eerste op het platteland] en hebben hun
weg gevonden in de vrije beroepen. Zo is Pieter
Barteld van Ham [1883-1965] vele jaren tandarts te Sneek [Friesland]. In
latere generaties komen onder meer een arts, een apotheker en een
registeraccountant voor. Met
de eigendomsgegevens van OAT 1832 is hieronder op een detail van de
topografische kaart 1905 aangegeven welke percelen tot deze boerderij
behoorden. Het betreft een brede strook van het gehucht tot het Oude
Reitdiep. De zuidelijke percelen waren
tot 1640 buitendijks en werden na afdamming van het Oude Reitdiep
binnendijks. De
totale grootte is 55 ha., dat is ruim 100 gras. De grootte van de meeste
individuele percelen varieert van 1-3 ha. Detail
van topografische kaart 1905 #62 F128 cs
Spanheim 115.3a Dit
is de zuidelijke boerderij in het gehucht. Toestand
1976. Bron DVD Cor Enter, 2012. Bij
de kadastrale inmeting van 1832 stond deze boerderij op naam van de weduwe Joost Alderts [1781-1824], een broer
van Drewes Alderts, zie Winsum F178 hieronder en F318 onder Klein Garnwerd. Fokje Jans Smit [1785-1864] werd al
in een akte op 26 januari 1826 met haar 5 minderjarige kinderen als weduwe
van Joost vermeld [zie OG IV 11 2]. Zij hertrouwde in 1830 met Jan Willems Koiter. Haar enige zoon
Aldert overlijdt in 1892 in Mensingeweer, en kan niet met de boerderij van
zijn ouders in verband worden gebracht. Bij
het huwelijk van Joost en Fokje in 1813 worden als zijn ouders genoemd: Aldert Jans [1724-1782] en Anje Dreewes [1739-1809]. Zij kwamen
in 1776 met attestatie uit Hoogemeeden [gemeente Aduard]. Aldert werd daar in
1753 gedoopt als volwassene en zal Mennoniet geweest zijn. Anje wordt in 1760
daar geconfirmeerd met attestatie van Den Ham en Fransum. Zij wordt dan de
huisvrou van Aldert genoemd. De ouders van Aldert zijn Jan Jansen en Aeltjen
Joesten, zuster van Jantien Joesten, zie F 109. Zijn broer Joost Jans is de
vader van Anje Joosten, zie Oldenzijl. Spanheim
115.3a Luil Jansen in Schilligeham en Marretie gebr: 104
gra: waar onder 94 gra: binnendijx en 10 gra: buitendijx geleegen Ao:1636 Luil Jans dogter Trijne gebr: 43 1/4 gra:
15 roed: binnendijx met 5 1/4 gra: buitendijx Ao:1639 Trijne getr: an Cornelis Jacobs Ao:1654 de wed: Trijne getr: an Jan Pieters Ao:1658 Jan Pieters getr: an Trijntie Ao:1663 Trijntie getr: an Abel Claassen Ao:1673 Tomas Eijlkens en Trijntie Ao:1689 Pieter Herkens en Ebeltien Ao:1694 Claas Harrems en Bouke 115.3 94 1/2 g. =Claas Harms en Bouke Ad.203 Jan Clasens en Tetje Bruins In 1643 tekent Trijne als weduwe van Cornelis
Jacobs de oprichtingsacte van het Schilligehamster Zijlvest tesamen met Pieter Melis van het in 1636
afgesplitste 115.3b. Als gezamenlijke grootte vermeldt de akte 80 gras,
vermoedelijk alleen het binnendijkse land. Cornelis Jacobs [broer van Jan?]
overleed dus voor 1643, en Trijne trad pas daarna met Jan Pieters in het huwelijk. Jan Pieters zou een zoon kunnen zijn van
Pieter Allers [F197]. Tetje
Bruins is mogelijk een zus van Freerk Bruins op F197. Claas Harms en Bouke zullen dan Jans ouders zijn. Ook
zij bleven niet lang. In 1776 kwamen Aldert Jans en Anje Drewes uit
Hoogemeeden [zie boven]. Na
1858 komt op deze boerderij voor Aldert
Pieters Sybolts [1824-1903, OG V 26 1] getrouwd met Geertruida Willems Hoeksema [1826-1892], zuster van Jantje
Hoeksema [zie Dorreven]. Hun zoon Willem
Sybolts [1864-1929, OG VI 59 3] woonde vermoedelijk ongehuwd en tot zijn
dood in 1929 op dezelfde boerderij als zijn vader. Beiden komen in OG voor
als lb. in Schilligeham. Sybolt
Sybolts, de vader van Aldert, woonde op Syboltsheerd in Maarhuizen, zie
Halfambt 211. Dit is de boerderij bij Enne Jans Heerd, gelegen aan de
overzijde van de provinciale weg. De oude boerderij is omstreeks 1980
afgebroken, maar bij een recent bezoek [2006] aan Enne Jans Heerd was te
zien, dat de bouw van een nieuwe boerderij reeds ver gevorderd was. Sybolt
was een broer van Freerk Meertens op Halfambt 205. Zij kwamen van Tinallinge,
waar hun ouders Meerten Sybolts en Swaantje Ennes Halfambt 54 bewoonden. Na
1930 Berend Hazenberg [1897-1991]
en Martje Bouwman [1894-1980]. Hun
7 kk. zullen op de boerderij zijn opgegroeid en zijn te vinden in een recente
overlijdensadvertentie: NRC 9 april 2013 Jaap
Ritzema [als Jacob OG VIII 638 6] is zoon van Pieter Ritzema [OG VII 292 1]
en Grietje Geerts Nienhuis, lb. op Dijkemaheerd [Halfambt 109] in
Westernieland. Ook zijn ouders, Harmannus Ritzema [OG VI 123 8] en Grietje
Pieters Boykema [Beukema 1121] woonden hier. Harmannus is de oerauteur van
OG. Jaap is achterneef van Rentje Meertens Ritzema [OG VI 123 5], lb. op de
noordelijke boerderij in het gehucht. Huidige
bewoner is Th. Janssen, adres
Schilligeham 6. F 128
blauw Spanheim 115.3b geel, in 1832 bij Dorreven Deze
3 boerderijen liggen dicht bij elkaar en vormen samen het gehucht Schilligeham.
Ook het gebied ten oosten hiervan wordt wel met deze naam aangeduid. Hierin
liggen van noord naar zuid de 3 volgende boerderijen. Het gebied wordt dan
oostelijk afgesloten door het zuideinde van het Zijldiep en de Oude Reit. F217 cs
Spanheim 116.2 Bij
de eerste kadastrale inmeting in 1832 stond deze boerderij op naam van Albert Hillebrands Wiersema [1764-1844].
Hij was in 1807 getrouwd met Bouke
Freerks Bruins, een dochter van de buurman Freerk Bruins [zie F197]. In de bevolkingsadministratie komen zij
voor als ouders van 3 kinderen, waarvan Eilina
Wiersema [1813-1877] in 1849 trouwt met Thijs van Dijk [1815-1866]. Zij sterven kinderloos en in 1878
valt de boerderij bij testamentaire making toe aan de neven Albert [1843-1917] en Freerk Hilbrands Wiersema
[1844-1912]. Hun vader Hilbrand was een broer van Eilina. Boedel A
H Wiersema, vermoedelijk gekocht door schoonzoon
Thijs van Dijk, die het bedrijf heeft voortgezet. Verrassend
is de bibliotheek. Deze man is verder niet als een zo
geleerd persoon bekend. OG
IX 8 3 vermeldt ook Jurjen Hofman
[1858-1923], die zich vanuit Obergum [hij huurde hier enige jaren De Brake, Halfambt
230] in 1904 in Schilligeham vestigde als huurder van F109 en daarna als
meier op de hier besproken boerderij. Jurjen was getrouwd met Elisabeth Timmer [1860-1921]. Hij
werd in 1921 opgevolgd door zijn zoon Dirk
Jan Hofman [*1893] getrouwd met Sytske
Hilverda [* 1892 te Franeker]. Hun dochter Renske [*1924] trouwt in 1950
te Winsum met Klaas Sietsko Straat [OG IX 8 3], dan bedrijfsleider op
Rollingeweer [Halfambt 175]. In Schilligeham volgt in 1954 op Gerrit Bijsterveld en vanaf 1960 de
familie Rijnsburger. Ook
de vader van Albert, Hilbrand Symens [1721-1780] en zijn derde vrouw Marie Wiersema [1722-1795] woonden op
de boerderij. Daarvoor was hij getrouwd geweest met Grietje Alberts, die al snel moet zijn overleden, want in 1755
komt hij met Martje
Jacobs [1731-1755] in Spanheim
voor op deze boerderij. Martje was een dochter van Jacob Cornelis en Jantien
Joesten en kwam dus van boerderij F109, de middelste van het gehucht. Het
huwelijk bleef kinderloos. Voor de zoon Simon uit het eerste huwelijk zie F
197. Hilbrand
was een zoon van Symon Joesten [broer van Jantien, zie F109]. Hilbrands broer
Claas Simons volgt zijn vader op op de boerderij in Groot Maarslag [Halfambt
198] en was mogelijk de oudste. Daarom
zal Hilbrand de boerderij in Schilligeham hebben gekocht van de ouders van
zijn eerste vrouw Albert Ennes [1673-1745]
en Cornelske
Olcherts, die Spanheim in 1721 en 1695 vermeldt. Albert wordt op
zijn grafsteen [zie Grafschriften Winsum 13] voorheen kerkvoogd te Winsum
genoemd. Dit is de vroegst bekende vermelding van een door een van
Schilligeham vervulde bestuursfunctie aldaar. Cornelske is de tante van
Pieter Jans, lb. op F96. Cornelske
is een dochter van Olgert Jans, lb. op Groot Boskamp te Zuidhorn, en
kleindochter van Jan Olgerts en Grietie Cornelis. Bij hun huwelijk in 1640
wordt Grietie dochter genoemd van Cornelis Jacobs. Mogelijk is dit dezelfde
persoon als de vader van Anna Coornelis, zie F 109. Deze Cornelis Jacobs en
Alijt Jeltes waren lb. in Alinghuizen [Klein Garnwerd]. Geheel zeker is dit
niet. Albert
had 2 zoons. Zijn zoon Olchert was echter al in 1743 getrouwd met Martje
Hillebrands, die toen weduwe was van Sierp Luitjes op Syboltsheerd te
Maarhuizen [Halfambt 211] en hij zal Sierp daar hebben moeten opvolgen. Voor
het huwelijkscontract zie OG I 1 2. Daarbij verscheen ook Symon Joesten [zie
boven] als zwager met zijn vrouw Evertje Hillebrands, zuster van de bruid.
Mogelijk hebben de opvolging door Olchert in Maarhuizen [1743] en door
Hilbrandt in Schilligeham [1745] met elkaar van doen. De families waren goed
in dat soort regelingen. De
rol van Alberts tweede zoon Enne is nog niet geheel duidelijk. Samenvattend
is Albert Hillebrands Wiersema van vaderszijde een Joesten, die onderweg de
achternaam van zijn grootmoeder heeft opgepikt. Eerder
vermeldt Spanheim nog in 1651 Jan Ennens en Trijntie. Hij was een zoon van de in 1632 opgenomen Enne Jansen en Marretien.
Dit is mogelijk wel familie, maar de ouders van Albert Ennes waren Enne
Pieters en Annetie,die op F 128 door Alberts broer Peter werden opgevolgd. Jan
Ennens is zeer waarschijnlijk de vader van Jacob Jans Tempel [F197] en Aldert
Jans [F128] F 217
oranje F197 cs
Spanheim 115.1 Een recente foto van de nu [2012] ecologische
melkveehouderij en kaasboerderij KleiKracht. Bij
eerste kadastrale inmeting stond deze boerderij op naam van Hillebrand Symens Wiersema [1791-1859],
die in 1818 was getrouwd met Sietske
Jans Pettinga [1799-1843]. Hij was een zoon van Simon Wiersema en Seipke Egberts Zijlma. Simon moet omstreeks 1803 zijn overleden,
want daarna komt Seipke voor als echtgenote van Henderikus Hendriks Wierema
op Wierdaheerd [zie Halfambt 216]. Simons vader was Hilbrand Symens [1721-1780], zie voor hem boerderij F217. Hillebrand
en Sietske moeten in 1828 de boerderij hebben gekocht. Daarvoor huurden zij
[1822-1828] De Braken [Halfambt 230] in Obergum. Hun dochter Eike wordt daar
in 1828 nog geboren, maar overlijdt in 1829 in Schilligeham. Voor
hen komt op deze boerderij eerst Berend
Abels Kooij [1784-1854] voor en na 1822 zijn zwager Jan Hemmes Datema [1800-1852], getrouwd met Eltje Abels Kooij. Daarvoor
Jan Freerks Bruins [1774-1826],
die op de lijst Winsum 1810 voorkomt op deze boerderij met zijn moeder, die
in de lijst wordt aangeduid als weduwe
Eisse Heddes. Jan was toen 37, en gezien de huiselijke situatie dan
ongetrouwd. Wel trouwt hij in 1816 met Nieske
Frens [1768-1841], van wie geen kinderen. Zij overlijden beiden in het
dorp [huis 26] en hij moet reeds omstreeks 1815 uit Schilligeham zijn
vertrokken. Hillebrand
Symens treedt in 1843 nog op als getuige/nabuur. Na 1847 is dit Jan Geerts Frouws [1812-1858, in huis
96]. Jan trouwde Janna Jans Huizinga
[1816-1889, Huizinga IX 89 1] en woonde met haar in Pieterburen, waar ook hun
eerste kk. werden geboren. Jan [*1846] en Geertruid [*1848] werden in Winsum
aangegeven. Opvolgende
bewoners zijn daarna: Pieter Roelfs Haverkamp [1841-1873] en dochter Harmina Frouws [1841-1878, Huizinga X
144 3], die in 1872 [zie gevelsteen] het huidige gebouw stichten. Jan Oosterhof [1853-1933] en dochter Janna Pieters Haverkamp [1866-1898,
Huizinga XI 188 2] Zoon
Pieter Bette Oosterhof [1892-1982]
en Harmina Brands [1900-1988] Het
laatste echtpaar komt ook voor in de genealogie Oosterhof [Redmer Alma] en
Fred Reenders [Harmina was dochter van Ailko Brands en Trientje Reenders, zie
zijn IX 188]. Beiden noemen hen lb. in Schilligeham. De kleindochter van
Pieter en Harmina [Harmina Cornelia Meindertsma, * 1945] herinnert zich als
12 jarig meisje de grootouderlijke boerderij, dan op het ook huidige adres
Schilligeham 3, voor het laatst te hebben bezocht. Daarna woonden de grootouders
in het dorp Winsum, laatstelijk en meest aan de Stationsweg. De
huidige bewoners zijn sinds januari 2012 Martin
Wiersema [Wiersema XIII 53 4] en Jolanda
Roggeveld, voorheen lb. in Godlinze, die er melkveebedrijf en
kaasboerderij KleiKracht ecologisch exploiteren. De
boerderij bevond zich op de zuidelijke helft van de landerijen [rechts van
het woord Schilligeham op onderstaande kaart].Op de provinciale kaart van
1905 lijkt die verplaatst naar de toegangsweg van Schilligeham. In de nieuwe
boerderij bevindt zich een steen met de namen Haverkamp en Fraaws en 1872.
Toen zal de verplaatsing hebben plaatsgevonden. Spanheim
vermeldt in 1755 Freerk Bruins en Trijntje Clasens. Later komt
Freerk in 1778 voor met Anje Jans
als zwager en zuster bij het huwelijk van haar broer David [zie OG V 30 5].
Bij de doop van Jan en Bouke zijn Freerk Bruins en Anje Jans als ouders
vermeld. Anje hertrouwt met Ebel
Jacobs, die in 1790 namens deze boerderij de zitting van het Zijlvest
bijwoont. In 1802 is Ebel blijkbaar overleden. In dat jaar is een inventaris
van zijn boedel opgemaakt [GA 734 884]. Anje hertrouwt met Eisse Heddes [1745-1806], maar wordt
al snel weer als zijn weduwe vermeld [zie boven]. In
1705 en 1721 waren dat Jacob Jans Tempel en Aaltje. Jacob komt daarvoor in
1698 voor met Trijntie,
die in 1694 ook voorkomt met Abel Pieters. Spanheim noemt Abel ook reeds in
1680 als gebruiker. Abel is mogelijk
een broer van Hucke, die Spanheim in 1664 noemt als opvolgende dochter van Pieter Allers Van
Pieter wordt in 1641 het huwelijk gemeld met Anna, de dochter van de bewoners
in 1632, Johannes
Luirts en Dedde. In een verkoopakte van 1657 draagt Anna
echter het patroniem Ennes, dochter van Enne Heerds [zie Land
in Eigendom], met wie Dedde voor Johannes getrouwd moet zijn geweest. Met
131 gras was dit een flink bedrijf. In 1664 werd 45 gras afgesplitst, zie F
178, maar bleef er toch nog 86 gras over. Samenhang van 1632 naar
1832 OAT Op
de eerste twee boerderijen F96 en F109 is een duidelijke familielijn in de
opvolging. De
opvolging op de 3 daaropvolgende boerderijen is alleen in samenhang goed te
begrijpen [overzicht]. F197
bruin, F 178 rood F178 cs
Spanheim 115.2 Bij
de eerste kadastrale inmeting in 1832 stond deze boerderij en de aangrenzende
boerderij F316 te Klein Garnwerd op naam van de Weduwe Drewes Alderts. Drewes was een broer van Joost Alderts,
die de meest zuidelijke boerderij in het gehucht bewoonde. Het
voorgeslacht van Drewes is vermeld bij deze boerderij. In
1837 staan bij het huwelijk van Anje Drewes Drewes Alderts en Auke
Alberts als haar ouders vermeld. Anje was geboren in 1806. Auke moet de
weduwe zijn, die in 1832 van Drewes in OAT wordt opgenomen. Zij kwam van
Tijum haar ouders waren Albert Isebrants en Grietje Pieters [zie bij Klein
Garnwerd E342]. Bij haar huwelijk op 28 december 1805 met Drewes was ze
weduwe van Klaas Geerts [† 1804] die haar stiefbroer was. Zijn vader Geert
Reinders trouw4de na het overlijden van haar vader met haar moeder en trok
bij haar in. Bruins [1951 p.20] verhaalt dat daarvoor de oude Geert Reinders
[hij was toen 68] zijn stief- en schoondochter Auke heeft bijgestaan bij de
opvoeding van de 7 kinderen van haar en Klaas Geerts. Klaas
Geerts had in 1786 de aangrenzende boerderij [zie Klein Garnwerd F 318] van
zijn vader gekocht. Later moeten hij en Auke deze boerderij hebben
bijgekocht, want voorafgaand aan Aukes huwelijk met Drewes maakt Auke in een
aantal aktes voor beide boerderijen een scheiding en afkoop met haar
kinderen. Merkwaardig
is nog, dat in de jaarvergadering 1790 van het Zijlvest Schilligeham deze
boerderij werd vertegenwoordigd door Geert Reinders. Geert was toen
secretaris van het Zijlvest en mogelijk vertegenwoordigde hij zijn
stiefdochter daarom. Ook
was Aukes broer Pieter toen 16 en nam hij mogelijk in Tijum steeds meer taken
van Geert over. Uiteindelijk volgde hij in Tijum op en het ligt voor de hand,
dat op de drie boerderijen tussen de familie een praktische taakverdeling
bestond. In
1811 vermeldt Van Winter in zijn lijst van meestvermogenden Drewes als # 185,
maar dit moet grotendeels op grond van het vermogen van zijn vrouw zijn. De
kinderen van Auke volgden niet op. Mogelijk
verkocht de weduwe huis en land omstreeks 1835 aan Douwe Gerrits Siersema [1808-1889]. Hij was getrouwd met Anna Freerks de Vries [1810- 1860].
Anna’s broer Jacob trouwde met Martje Joosten Alderts. Zo was de weduwe een
aangetrouwde tante van Douwe en Anna. Douwe werd geboren op De Raken [Klein
Garnwerd F 506] als zoon van Gerrit Willems Siersema en Aafke Douwes Antuma. Dochter
Martje Siersema [1850-1911] trouwt
in 1874 met Klaas Cleveringa
[1841-1911], een broer van Elisabeth [zie F 109]. Zij worden als landbouwers te
Schilligeham vermeld in OG, zeer waarschijnlijk in aansluiting op hun
huwelijk. Pas
na het overlijden van Douwe in 1889 koopt zijn schoonzoon [zie OG p. 1826].
Douwe was toen 80 en moet de bedrijfsvoering vele jaren eerder al aan hem
hebben overgedragen. De aangegeven bedrijfsomvang van 260990 m² is slechts
390 m² meer dan bij OAT in 1832 aangegeven. Een klein [gekocht?] tuintje. Hun
zoon Olfert Klaas Cleveringa
[1877-1935] trouwt in 1906 in Eenrum met Frederika
Magdalena van Ham [1878-1941, OG VII 324 1]. Zij was een kleindochter van
de oudste broer van Aeike [*1770], die eerder de boerderij F 109 als kind
bewoonde en later vertrok naar Enne Jans Heerd, zie Ame van Ham [Halfambt
209]. Ook dit echtpaar vermeldt OG als landbouwers te Schilligeham. Het echtpaar
krijgt 2 zoons: Klaas Olfert Cleveringa [1909-1958, OG VIII 684 1] in 1945
gehuwd met Jelchina Hemmes
[*1908], landbouwers te Schilligeham en wonende op Hecticum te Adorp. Hero Willem Cleveringa [1911-1956, OG VIII 684 2] gehuwd met Rensina Wia Cleveringa [1923-2011]
landbouwers te Schilligeham en daarna in de Noordoostpolder te Emmeloord. Hun
jongste zoon Olfert Klaas wordt in 1949 nog in Schilligeham geboren. De
landbouwersactiviteiten te Schilligeham van de broers, hun ouders en
grootouders, betreffen mogelijk na het overlijden van Jan Bakker Boer in 1886
op het aangrenzende F109cs ook deze percelen, die reeds vele generaties door
voorzaten Van Ham werden bewerkt. Detail van
topografische kaart 1905 #62: F178 rood, F316 groen, E342 geel. Ook
op de topografische kaart 2000 [zie www.dewoonomgeving.nl]
is deze boerderij van de naam Weidelust voorzien. Weidelust
is momenteel in gebruik als manegebedrijf. Weidelust
F178 met op de voorgrond het Oude Diepje, gezien vanaf de knik in de weg [zie
kaart]. Eigen foto 18-9-2009. .. Het Oude
Diepje westwaarts van dezelfde locatie. Waar de hoogspanningsleiding in de
verte het Diepje kruist, eindigt het voor 1629 buitendijkse land van F109cs.
Eigen foto 18-9-2009. Eerdere
bewoners: Jan Alders [1706-1772] en Bijwke Arjens. Zij trouwden in 1764. Jan is op het kerkhof van
Winsum begraven [zie Grafschriften Winsum 28]. In 1785 trouwt hun dochter
Martjen met David Henricus Stheeman en gaat bij hem in Pieterburen wonen. Vermoedelijk
in 1785 zal dit geleid hebben tot verkoop aan de familiegroep Reinders. Ook de vader van Jan, Aldert Jans [1681-1767] is in
Winsum begraven [zie grafschriften Winsum 24]. Hij was getrouwd met Martje Symens
[1681-1754, Grafschriften Winsum 18], een zuster van Auktjen [zie de
naastgelegen boerderij F109]. Samen komen zij in 1706, 1721 en 1755 voor in
Spanheim als gebruikers van deze boerderij. Aldert
was een broer van Jacob Jans Tempel , die vanaf 1698 voorkomt op de
boerderijn F197. Zij kwamen van F217, waar hun waarschijnlijke vader Jan
Ennes in Spanheim voorkomt in 1651. Met
de eerdere bewoners [vanaf 1698] Petr: Ennes en Aijlke kan geen directe familierelatie worden vastgesteld.
De vader van Peter was de eerste gebruiker van dit perceel, een afsplitsing
van Winsum F197. Deze Enne Pieters wordt samen met zijn vrouw Annetie
in 1664 in Spanheim vermeld, en was een zoon van Pieter Allers, die voor
boerderij F197 in 1643 het Schilligehamster Zijlvest tekende. Spanheim Behalve
de hierboven opgenomen perceelnummers vermeldt Spanheim nog twee boerderijen
die kennelijk voor 1832 onder de overige eigenaren zijn verdeeld. Het betreft
bedrijven van ongeveer 40 gras elk. Spanheim
115.3b Dit
is een afsplitsing van 115.3a, zie F128, op de kaart de.gele akkers. Ao:1634 Witske getr: an Pieter Melis gebr: 40 1/2
gra: 32 roe: binnendijx en 5 1/4 gra: 20 roe: buitendijx Ao:1679 Harmen Meertens en Anje Ao:1698 Geert Pieters en Trijne Ao:1704 de wed: Trijne getr: an Geert Onnens id. =met Geert Onnes en Aafke Tonnis Ad.203 met Berent Eijes en Anje Sijgers Anje [Jacobs] in 1679 is dochter van
Jacob Jansen, lb. op F109. Zij en Harmen zijn als bruidegoms halve moeij en
aangetrouwde halve oom aanwezig bij het huwelijk van Cornelis Jacobs en
Jantijn Joesten. Berend
Eijes en Anje Sijgers
woonden op Halfambt 205, waaraan dit land dus in 1755 was toegevoegd.
Hiernaast bezaten de bewoners van Halfambt 205 reeds in 1643 20 gras
onbehuisd land in Schilligeham. In 1806 komt geen zelfstandige vermelding
meer voor en lijkt het toegevoegd aan Dorreven [zie verder aldaar], wat wordt
bevestigd door de eerste kadastrale kaart in 1832. Interessant is Geert Onnens in 1704.
In 1737 [DTB Winsum, bruidegom van Schilligeham] trouwt hij nogmaals met
Hindrikjen Pieters. Hun zoon Onne Geerts overlijdt in 1815 zonder kk.,
erfgenamen 2 volle en 3 half broers en zusters. Onduidelijk
is, waarom niemand van dit talrijke nageslacht opvolgt op deze plaats. 116.3 Spanheim vermeldt als vroege bewoners: Meerten Cornelis in Schilligeham en Marretien
gebr: 40 gra: binnendijx en 6 gra: buiten dijx Ao:1640 Geesje wed: Ao:1642 getr: an Arent Derx Ao:1653 Ecke Claasen en Aaltien Ao:1689 Pieter Johannes 116.3 43 1/4 g. =Pieter Johannes Ad.206 Aite Ekkes en Aaltje Folkerts In 1643 tekent Arent Derx de oprichtingsacte van het Schilligehamster Zijlvest. De
identiteit van en verwantschap tussen de overige meiers is momenteel niet
vast te stellen. 24
juni 1752 verkochten de erven Andries Peters en Lijsbeth Abels een boerderij
groot 43 gr. huur 140 cgl. en 23 st. voor f. 1710 aan Aylke Eilkes en Aeltien
Fockens. Aeltien kwam van Oldenzijl, voordochter van Stijntje Pieters. Andries
komt in het Register Huizinga voor als Andries Pieters Huizinga [VI 2 2,
1713-1751], doopsgezind leraar te Obergum. Hij moet de boerderij na 1721 van
Pieter Johannes hebben gekocht. Aylke
verkoopt 23 jan. 1759 voor f. 2600 aan Heyne
Ritzes en Trijntje Harms,
hertrouwt met Tietie Jacobs en trekt bij haar in in Oldenzijl. Heyne
en Trijntje verkopen al op 14 juli 1764 aan de buurman [op boerderij F96] Pieter Jans en zijn derde vrouw Anje Alderts. Op 3 maart 1765 trouwt
de dochter , uit het tweede huwelijk met Aaltje Harms, Anje Pieters met
Barteld Hendriks Hopma, die vermoedelijk kort daarna op F96 opvolgen. Pieter
Jans zal zich toen op deze boerderij hebben teruggetrokken. Hij moet voor
1774 zijn overleden. In
1777 wordt deze boerderij in de vergadering van het Zijlvest vertegenwoordigd
door Olgert Jans, broer van Pieter. Olgert was toen 68 jaar en zal de
landbewerking aan zijn buur en neef hebben overgelaten. In
1790 is ingeland de zoon Menne Olgerts
en in 1805 Cornelis Jacobs Ritzema.
Zij waren jonger en vermoedelijk ook zelf actief boer. Hilje Luitjens [1753-1808] trouwde in 1784 met Menne
en in 1799 met Cornelis. In de lijst Winsum 1811 wordt Cornelis vermeldt op
#98, echter alleen tussen haakjes [=toestand 1806]. Na het overlijden van
Hilje trouwde Cornelis in 1809 met Hieke Reintjes en trok bij haar in op de
boerderij van zijn nieuwe schoonouders [Halfambt 76]. Daar vermeldt Van
Winter hem in 1811 als [27]. Cornelis was zelf op Halfambt 74 geboren. Groninger
Courant 3 februari 1809 De
kleine boerderij in Schilligeham wordt in 1809 te koop aangeboden.en de
percelen worden vermoedelijk gekocht door bewoners van aangrenzende plaatsen. In
de OAT 1832 komt deze boerderij niet meer voor. De
totale grootte van de beschreven OAT percelen is 320 ha. Dit stemt ongeveer overeen
met de 651 gras, die in Spanheim zijn opgenomen. Zo
zijn hierboven oorspronkelijk 7 bedrijven beschreven: Dorreven, 3 met een
boerderij in het gehucht, 3 op lijn Oostelijk daarvan. Daarbij komt dan mogelijk nog Halfambt 205
in Maarhuizen en Oldenzijl, de boerderij westellijk van het oude
Winsummerzijl. Dit zouden dan de 9 hoofdingelanden van het
Zijlvest Schilligeham kunnen zijn geweest. Mogelijk
kan nader onderzoek hier meer helderheid in brengen. Niet
te verklaren is nog de toelatingsakte in 1705 van Jacob Jansen. Op grond van
de in Spanheim vastgelegde mutaties zou men in 1664 de toetreding verwachten
van Enne Pieters, die toen op 45 gras een afgesplist bedrijf begon. Oldenzijl
Deze boerenplaats
lag tussen Schilligeham en het Oude Diepje als de meest oostelijke van het
Dijkrecht Schilligeham. De naam moet zijn ontleend aan de vroegere
uitwatering van het Winsummerdiep, die eindigde nadat in 1629 de nabijgelegen
bocht van de Hunze werd afgesneden. Van deze bocht resteert nu slechts een
brede sloot, het Oude Reitdiep, zie de foto’s bij Weidelust [F178cs]
hiervoor. . Woonhuis
van Oldenzijl, na 1817 zonder land. Foto Frits Huisman [Winsum], 27 6 2006. De
overeenkomst betreffende het dijkrecht Schilligeham wordt ondertekend door
Cornelis Reinders weduwe. Gezien de plaats in de ondertekening, de grootte
[43 gras] en de identiteit van de andere ondertekenaars moet dit Oldenzijl
betreffen. Deze
Cornelis Reinders en zijn opvolgers komen
in Spanheim voor op 117.3: Spanheim 117.3 Aduart Fol:88 [1632] Cornelis
Reinders in Schilligeham ende Asse
gebr: 43 gra: Ao:1645
Gerrit Jacobs en Claaske Ao:1689
Jan Gerrijts\ Ao:1699
Cornelis Jansen en Anje Ao:1719
Eltijn[=Eltje] Jans getr: an Anje [Jans] En
verder: 1721:
117.3 53 3/4 g. =Eltje Jans en Anje Jans 1751:
Ad.207 Eltje Jans en Stijntje Pieters Claaske komt in een verkoopcontract van 1657
voor met het patroniem Ennes,
dochter van Heere Ennes en Dedde [zie Land
in Eigendom en F197]. Ook haar man Gerrit Jacobs wordt in dit contract
genoemd. Jan Gerrits lijkt hun
zoon Cornelis Jansen en mogelijk
ook Eltijn hun kleinzonen. Anje Jans [vermeld in 1719 en 1721] leefde nog
in 1739 [toen woonde zij en Eltje het huwelijk van haar neef Jan Ailkes bij,
zie OG III 2 8 en het commentaar daarop in GroninGEN 2013-1] en was in 1742
overleden. Dan is Eltje Jans
[1691-1758] getrouwd [DTB Winsum] met Stijntje
Pieters [1700-1750], beide zijn in Winsum begraven [zie Feith 16 en 21].
Stijntje was daarvoor [in 1725, DTB Baflo] getrouwd geweest met Folkert
Henderkz, waarvan een dochter Aeltien met haar zal zijn meeverhuisd, om zich
na haar huwelijk in 1752 te vestigen op 116.3. Evenals een andere dochter
Hiske te vinden in: RAG
734 612 folio 38 14 october 1777. Eite Ekkes en Tietje Jacobs woonagtig te
Winsum dewelken bekenden en beleden opregt en deugdelijk schuldig te zijn aan
Folkert Willems zoon van wijlen Willem Bartels en wijlen Hiske Folkerts de summa van drie honderd en vijftg Ca. Guldens
zijnde penningen zo gemelte Tietje Jacobs voorgaande eheman Eltje Jans aan
Folkert Willems moeder wegens hare vaderlijke en moederlijke nalatenschap en
afkooppenningen schuldig was gebleven waarna de oude versegeling uit 1750 voor
de rigter in Obergum beleden door de muize derwijze was beschadigt dat de
hoofdzakelijke inhoud onleesbaar was geworden en over sulks geheel
gemodifiseerd is en voornoemde debiteuren zullen genoemde 350 gulden over
nemen etc. Eltje
hertrouwt [DTB Winsum] in 1752 nogmaals met Tietje Jacobs, die van 1759 tot 1785 voorkomt met haar tweede man
Aite Eckes, daarvoor voorkomend op
116.3, dat hij in 1759 verkocht. Groninger
Courant, 11 februari 1785 Vanaf
1785 kan worden vermeld Sijmen
Cornelis van Ham [1758-1817] in 1784 getrouwd met Anje Joosten [1762-1817], die de boerderij moet hebben gekocht,
zie advertentie. Sijmen komt op de lijst van inwoners 1811 [zie Winsum 1982
p. 78] voor op nummer 99. Sijmen was geboren in de Molenkluft in Winsum,
ouders Cornelis Jacobs van Ham en zijn eerste vrouw Grietje Sijmens. Cornelis
volgde later zijn moeder Jantijn Joesten op op de ouderlijke boerderij, de
middelste van het gehucht Schilligeham F109. Anje Joosten is dochter van
Joost Jans, broer van Aldert Jans, zie F 128, kleindochter van Jan Jans en
Aaltje Joesten, zuster van Jantijn. Symen en Anje zijn zo achterneef en
-nicht Na
hun overlijden wordt het land in delen verkocht en eindigt zo de status van
boerderij in het Dijkrecht. Recent
werd op de website van RTF-Noord bovenstaande foto van de boerderij
opgenomen. Uit de commentaren daarop van naaste familie [veel dank daarvoor]
van vroegere bewoners kan worden samengevat, dat deze tot 1936 werd bewoond
door Pieter Bierling [*1903], die
dan naar Oosterstraat Een
uitgebreid artikel over Oldenzijl is te vinden in Infobulletin Winshem
2000-3. |